Komplangebeuren slechts twee industriële bedrijven gevestigd, namelijk een boord-en banketfabriek aan de Lollestraat en een konfectie-atelier aan de Kade» Naar hun aard,omvang en lokatie bezorgen deze nauwelijks of geen overlast aan hun omgeving» Derhalve sluit een beperkte uitbreiding van met name de broodfabriek niet op planologische of stedebouwkundige bezwaren". Hij wil hieraan nog toevoegen dat de broodfabriek wellicht ligt binnen het Komplan maar niet binnen de kom. Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de voorzitter gesproken heeft over de parkeerruimte op het terrein van de heer Ossenblok» Het college wil het amendement van de heer Rennings volgen» Hij kan hiermede akkoord gaan. gezien de waarborgen, waarmede een dergelijke wijziging via een artikel 11 procedure omgeven is» In een ander geval heeft de voorzitter gezegd dat dat besproken zal worden in de commissie voor algemene en bestuur lijke zaken» Hij neemt aan dat die betreffende wijziging ook in die commissie besproken zal worden» Er is gesproken over uitgangspunten» Volgens hem heeft men twee uitgangspunten door elkaar gehaald. De uit gangspunten, die toch wel als tamelijk zeker waren op het moment dat men aan dat bestemmingsplan begon, waren afwijkend van de punten, die de voorzitter nu noemt» Het college is namelijk uitgegaan van het bestaan van het winkelcentrum. Daarmede is men precies aan de kern van het betoog van de voorzitter. Zijn uitgangspunt is dat de eerste uitgangspunten de juiste waren.Die eerste uitgangspunten zijn ook klaarblijkelijk valide gebleken, want in de verdere aankleding van het plan in de maat voering van de winkels is er uitvoering aangegeven. Daarin is er gezegd dat er in feite geëffectueerd is wat men als uitgangspunt had namelijk die concentratie van het winkelgebeuren in die driepoot en de kleinscha ligheid» Daarom vindt hij het niet terecht om ervan uit te gaan dat het warenhuis bestaat» Men zou een vergelijking kunnen trekken met de winkel van de Boerenbond. Qua maatvoering wijkt deze winkel ook af. In de voor schriften is hieraan een aparte bepaling gegeven. Men spreekt dan over een bedrijfsruimte die reeds vele jaren bestaat. De exploitanten hebben geen rekening kunnen houden met datgene waarmede deze raad wel rekening hield en wist. Dat verschil zit er in. Hij heeft nu grote bezwaren om dat verschil te erkennen in de afwijzing van die bestemming. Hij ziet niet in dat er grote wijzigingen zullen optreden in het feitelijke gebeuren afgezien van de passage. Zijn afwijzing van die bestemming geeft alleen maar weer dat deze raad zich op een ander stand punt had gesteld en dat de gezamenlijke winkeliers zich ook op een ander standpunt hadden gesteld. Dan zegt hij dat het college nogal gemakkelijk achter een bestaande situatie aangelopen is. Hij blijft tegen die bestem ming. Hij is uiteraard ook tegen die passage» Over het particuliere terrein van de huidige muziekschool zegt de voorzitter dat het college niet de intentie heeft daar een openbare bestemming op te leggen.Hij dacht dat dat als uitgangspunt geen juist uitgangspunt was. Wanneer de raad van oordeel is dat daar wel een openbare bestemming gelegd moet worden daft moet men dat ook doen ten opzichte van het grondgebied van welk rechts- of natuur lijke persoon dan ook. Uit het niet wijzigen volgt dat nu niet vast gelegd is dat het een parkeerterrein moet worden. V/at betreft de drie woon lagen kan hij met het college meegaan. Vooral daar de definitieve plan nen nog voorgelegd moeten worden. Ten aanzien van artikel 3, lid 2, van de voorschriften moet hij zeggen over het algemeen geen voorstander te zijn van het snel uit handen geven van bevoegdheden van de raad aan het college. Hij wil de heer Brouwers zeggen dat dat eigenlijk toch wel een zeer beperkte bevoegdheid is. Het lid KOK zegt nog een antwoord op vragen in eerste instantie gesteld te

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 132