d.d. 30 december 1976, wijziging bestemmingsplan/verkoop van industrie
terrein»
Copie van mijn brief van 25 januari 1977 aan Gedeputeerde Staten
sluit ik hierbij in ter uwer kennisneming."
De brief gaat verder met een schets van de procedure.
Het lid VAN HOOF zegt dat de datum in de nota volgens hem op een andere
zaak slaat namelijk de reconstructie van het kruispunt Bosschendijk -
Zouavenlaan. Dit is een op zichzelf staande zaak.
De VOORZITTER zegt dat de verplaatsing van het bouwbedrijf wel degelijk
met de reconstructie van het kruispunt te maken heeft.
Dat het antwoord steeds uitblijft duidt er volgens hem op dat het niet
de verkoop, die de heer van Hoof verwacht, zal zijn.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de heer van Hoof gelijk heeft als deze
verschillen ziet tussen beide genoemde data november 1976 en april 1977»
Die gespecificeerde plannen zijn inderdaad aangediend voordat die andere
zaak in het geding was. In zoverre vindt hij het correct dat er gesproken
wordt van een zekere volgorde/prioriteit. Naar zijn oordeel speelt hier
iets anders nog een rol in. Het schijnt dat het Bouwbedrijf van Agtmaal
- althans dit heeft hij uit de woorden van de voorzitter begrepen -
met moeite over de grens getrokken moet worden.
Het bedrijf Steur ligt als het ware op de knieën voor de raad om die
gunstige plaats te verkrijgen. Daarnaast vindt hij dat het niet interes
sant is wanneer de eerste contacten gelegd zijn. Wanneer een zaak bij
zonder lang aangehouden wordt - dit is het geval bij de zaak van van
Agtmaal - terwijl de feitelijke gegevens bekend waren - de reconstructie
van het kruispunt; het vervallen van de parkeerplaatsen etc. - vindt hij
dat dat in rekening gebracht mag worden in de vraag of er voldoende rechts
gelijkheid bestaat. Hij neigt op dit moment in ieder geval tot de ge
dachte ook ten aanzien van het profijt wat de gemeente/de bevolking van
Oudenbosch er uit zal trekken, wanneer dat stukje milieuvervuiling
verdwijnt, dat men met zekerheid kan zeggen dat het ene bedrijf prio
riteit heeft boven het andere. Als er over prioriteiten gesproken moet
worden dan neigt hij tot prioriteit geven aan de firma Steur, tenzij
met de firma van Agtmaal bijzonder snel zaken te doen is. Van de heer
Rennings heeft hij gehoord dat deze zich op de hoogte gesteld heeft en dat
het G.A.B. zich uitgesproken heeft voorstander te zijn om deze mogelijk
heid aan te spreken. Hij wil het G.A.B. wel eens horen zeggen: dit of
dat moet je niet doen.
Er zou een zelfde antwoord worden gegeven wanneer er gesteld was dat
men daar een houtbewerkingsbedrijf wil trachten te krijgen. Het G.A.B.
heeft zich immers niet uitgelaten over wanneer men een dergelijk bedrijf
zal hebben.
Van verschillende kanten is er gesproken - de voorzitter juicht dit
toe - dat over twee jaar deze zaak opnieuw wordt bezien indien men niet
geslaagd is in dit voornemen. Dit is nu juist iets waar hij grote
moeite mee heeft. Nu gaat men van twee bedrijven - van het ene
bedrijf weet hij dit zeker - de mogelijkheid ontnemen om zich daar te
vestigen. Over twee jaar zegt men: sorry we hebben ons vergist.
Hij dacht dat men met name bij een beleid,zoals dat hier is neerge
legd, met meer dan twee jaar moet gaan rekenen. Niet dat men als ge
meentebestuur niet terug mag keren op een weg, welke dood blijkt te
lopen. Als men op dit moment zeker weet dat men nu bedrijven hiermede
liquideert dan zegt hij dat men zich wel tienmaal moet bedenken.
Zeker als men zich vastlegt aan die termijn van twee jaar. Hij heeft
zelf enige vragen.met betrekking tot de discussie,die destijds heeft
plaatsgevonden, toen het plan gemaakt werd om het eerste stuk te verka
velen, maar misschien kan de voorzitter - er liggen nu immers zoveel