Steur dienen te honoreren. Hij zou hiervoor toch sterk willen pleiten. Het gaat om een stukje rechtsgelijkheid. Hij vindt dat men op grond van rechtsgelijkheid moet bezien in hoeverre het verzoek van de heer Steur gehonoreerd kan worden. Het lid RENNINGS zegt erg blij te zijn met deze nota. Het argument dat het voor gevestigde bedrijven zeer problematisch is, is naar zijn mening met de haren erbij gesleept, want hij heeft het nog nooit gehoord. Verder geeft deze nota een duidelijke visie van het beleid wat het college voorstaat. Hij heeft er wel iets in gemist. Daar de werkgelegenheid centraal gesteld wordt had hij wel enkele gegevens verwacht over de werk loosheid in de regio en over de ontwikkeling daarvan. Hij heeft een dezer dagen nog contact gehad met het arbeidsbureau. De conclusie van dat ge sprek was dat men inderdaad zeer ingenomen zou zijn met een dienstver lenend bedrijf. Om een terrein voor een dergelijk bedrijf te reserveren wordt het streven van het college door het arbeidsbureau gesteund. Dit is niet gegrond op uitzonderlijk hoge werkloosheidscijfers maar ingegeven door het feit van de toekomstige ontwikkeling. Er is meer een trend naar scholend werk. Het soort arbeid van nu is anders dan 20 jaar gele den. Daar kan men niet omheen. Een andere overweging is dat in dit soort werk nogal een grote pendel is. Men kan zich afvragen of het gunstig is dat men grote afstanden af moet leggen om te kunnen werken. Dat argument om grond beschikbaar te houden voor werkgelegenheid spreekt hem aan. Hij wil hierbij echter wel een kanttekening maken. Men heeft een groot aantal jaren met een groot industrieterrein gezeten. Er zijn stemmen opgegaan om dat terrein anders aan te wenden. Hij zou in het beleid van het college op willen nemen dat er een termijn aan gebonden wordt.Men kan een dergelijk beleid bijvoorbeeld na twee jaar op zijn nadere conse quenties toetsen. De raad kan dan een eventuele herziening van dat beleid voorgelegd worden. Hij wil zich verder aansluiten bij hetgeen de heer van der Graaf gezegd heeft over de bepaalde activiteiten welke op het eerste stuk uitdrukkelijk verboden zijn. Voorts wil hij nog inhaken op de discussie van vorige keer. Hij vindt - dan wijkt hij in zoverre enigszins af van wat de heer Brouwers en de heer van der Graaf gezegd hebben - dat als men een stuk grond beschikbaar moet houden voor Oudenbosch en de regio men dan een actief beleid dient te voeren. Met een actief acquisitiebeleid bedoelt hij dat dat op een mis schien actievere manier plaats dient te vinden dan dat men dat in het verleden op het gebied van het onderwijs gedaan heeft. Wat betreft de afweging of de heer Steur nu wel of niet een stuk grond aan de Bos- schendijk moet krijgen kan hij ver meegaan met de gedachten van de heer Brouwers. Gelet op het feit dat de gemeente een bepaalde zorg heeft met betrekking tot het bevorderen van de werkgelegenheid vindt hij dat men voor die activiteit toch een terrein beschikbaar moet houden. Dan staan wij nu voor de keuze: Men kiest wel voor van Agtmaal en niet voor de firma Steur. Hij vindt dat daarvoor wel enige redenen zijn, omdat de onderhandelingen met de firma Steur al ruim driekwart jaar aan de gang zijn. Hij vindt wel dat van Agtmaal ruim de tijd krijgt. Hij vindt - welke beslissing vanavond ook genomen wordt - dat men mini maal aan de onderhandeling met van Agtmaal een tijdslimiet moet stellen. Het is niet juist - al is deze transactie nogal ingewikkeld - dat men nog langer dan een half jaar moet wachten. Hij geeft toe dat toen het verzoek van Steur binnenkwam men in onderhandeling was met van Agtmaal. Het past niet om die onderhandelingen te onderbreken. Het lid KESSEL zegt dat zijn fractie altijd voorstandster geweest is om dit terrein te verkavelen en wel op dezelfde wijze als het eerste ge deelte. Als er een gegadigde voor een groot stuk is dan kunnen er meer dere kavels aan hem verkocht worden. Het is bekend dat dat het geval is.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 104