- 9 - "Waarom moet een nieuwe verordening op de heffing van rechten wegens het gebruik of genot van de gemeentelijke riolering tot stand komen? Tegen dit voorstel ageren wij ten stelligste, omdat dit voorstel niet geheel afgerond is. Met andere woorden, wat gaat de burger betalen. Dit vinden wij het belangrijkste. Over tarieven en of bedragen wordt hier niet gesproken, wat toch ook de bedoeling dient te zijn om tot besluitvorming te kunnen komen. In het preadvies wordt gesteld of te wel voorgesteld, een redelij ke graadmeter voor de mate van het gebruik of genot van de gemeentelijke riolering, volgens waterverbruik. Dit kunnen wij niet tolereren aangezien hiervan grote groepen burgers de dupe worden. Dit zijn onder andere de grote gezinnen, die extra veel water nodig hebben voor bewassing, etc. Ook zij, die wegens hun beroep veel bewassing nodig moeten hebben, worden hierdoor het kind van de rekening en zij allen die rond moeten komen van lage inkomens, dit zijn meestal de grote gezinnen. U kunt wel zeggen: wie het meeste water door de riolering laat lopen, moet het meeste betalen, doch deze stellingname gaat niet altijd op. Daar komt nog bij, omdat het voor vele burgers een dure business wordtzij gedwongen worden (vanwege de financiën) minder water te gaan gebruiken. Dit kan dan bevorderen een onhygiënische toestand, wat voor de volksgezondheid niet bevorderlijk is. Verder zijn deze genoemde groepen burgers toch al extra belast omdat zij door de waterleiding-maatschappij nog worden aangeslagen voor overwater- kosten, die ook niet gering zijn. Indien de rioolretributie toch moet worden herzien, wilde ik u voorstellen een retributie te heffen naar draagkracht. Dit is de eerlijkste oplossing. Conclusie, wij kunnen ons met uw preadvies niet verenigen, aangezien thans niet kan worden vastge steld v/at dit de burger gaat kosten." Het lid KESSEL zegt dat hier iets gesteld wordt over een eventuele naheffing. Hij vraagt of men nu kan zeggen wat dit eventueel gaat kosten. Overigens is: hij het eens met hetgeen gesteld wordt met betrekking tot de meerdere gronden, dan alleen het waterverbruik, om tot een heffing te komen. De VOORZITTER zegt dat de heer Rubbens niet akkoord kan gaan met de handhaving van de verordening, zoals die er ligt en zoals men die voor nog één jaar verlengd wil zien. De heer Rubbens haalt aan dat de riool rechten al jaren aan de lage kant zijn en dat zij al jaren niet zijn ver hoogd. Zij kunnen, volgens de heer Rubbens nu best van 86,naar 100,per jaar verhoogd worden. Gezien de richtlijnen, die van Econo mische Zaken zijn uitgegaan, om de tarieven met 7% te verhogen, moet hij zeggen dat hij vreest dat dit dan nooit zal kunnen gebeuren, omdat hier voor geen toestemming verkregen zal worden. Zeker niet omdat men toch met de algemene wens bij de algemene beschouwingen zag dat er verandering moet komen in de grondslagen, op grond waarvan de rioolrechten geheven zouden kunnen v/orden. De wijze, waarop straks de rioolretributie geheven zal wor den, zal van zelfsprekend in een open discussie in deze raad aan de orde komen. Het college hoopt nu met dit voorstel, gezien de tijd, over zo danige informatie te kunnen beschikken dat tijdig voor 1978 een voorstel kan worden gedaan, zodanig dat ook de raad nog in de gelegenheid is om dat te amenderen en het college de gelegenheid krijgt om daarop weer in te spelen. De suggestie van het basisbedrag; de suggestie van het rekening houden met speciale gebruikers, als die een regeninstallatie gebruiken, kan dan te zijner tijd nog aan de orde worden gesteld. Mochten er even tueel elementen bij zijn - dan denkt hij met name aan de opmerking van de heer N. van Hoof - waarbij het gaat om gegevens die moeilijk verkregen kunnen v/orden, dan verdient het wel aanbeveling dat men zich tijdig be raadt over een moge3ijkheid om over die gegevens te kunnen beschikken. De

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1977 | | pagina 9