- 29 - inspraak in deze hebben» In het overleg met de andere gemeenten is duide lijk afgesproken dat, wanneer de desbetreffende raden akkoord gaan met het voorstel en met de nota, zoals die hier nu voor ons ligt, ten aanzien van een duidelijke taakomschrijving en van alle overige aangelegenheden door alle deelnemende gemeenten mede zal worden bepaald hoe het zal gaan. Hier van vindt men niets in de nota, maar wij hebben van het begin af gesteld dat v/ij een dikke vinger in de pap moeten hebben» Hij zegt begrepen te hebben dat de raad geen moeite heeft met het aanstellen van een dergelijke ambtenaar» De heer Rennings zegt dat de taakomschrijving niet aanwezig was. Hij dacht dat dit wel het geval was. De taakomschrijving staat in het discussiestuk. Dit stuk is als bijlage bij de brief van de gemeente Roosendaal gevoegd en maakt een onderdeel uit van deze brief» De VOORZITTER zegt dat hij denkt dat zowel de heer van der Graaf als de heer Renning met het beleid meer bedoelen dan het in de personele sfeer begeleiden. Het gaat om de wijze waarop de man zijn taak moet doen. Hij dacht dat er dan twee methoden zijn» De man krijgt opdrachten, die uit gaan van dit gemeentehuis. Die kunnen wij zelf beïnvloeden en de man kan geen opdrachten ontlenen aan gegevens die men van hieruit niet ont vangt. Daarnaast heeft men constateringen - noem het maar betrappen - afwikkeling van de zaak wordt dan aan de eigen beoordeling van de man overgelaten. Hij dacht dat het goed was erop te v/ijzen dat het geven van opdrachten zich onttrekt aan de invloedsfeer van het gemeentebestuur van Roosendaal. Het lid VAN DER GRAAF zegt dat hij niet zo gemakkelijk akkoord kan gaan met het voorstel op de simpele mededeling van de wethouder dat de invloed in de beleidslijn wel mee zal vallen. Hij gelooft daar niet in» Hij zou er wel in willen geloven wanneer dit expliciet in de overeenkomst gesteld wordt. Dit ademt heel duidelijk de geest uit van: mensen je kunt doen en laten wat je wil, maar wanneer deze overeenkomst eenmaal is aan gegaan dan is het onze directeur die volledig het onderzoek- en opspo ringsbeleid gaat bepalen. Dat is iets waar hij tegen blijft. Hij kan alleen maar akkoord gaan als de bepaling in artikel 10 wordt gewijzigd. Uit ar tikel 10 zou moeten verdwijnen het beleid in de ruimste zin en moeten wor den vervangen door een zinssnede die duidelijk maakt dat het beleid v/ordt bepaald door de gemeentebesturen. Het lid MEIJERS zegt dat ten aanzien van de gemeente Oudenbosch de opdrachten ook door de gemeente Oudenbosch worden verstrekt en niet door de directeur van de Sociale Dienst Roosendaal. Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de wethouder dit nu wel kan stellen, maar dat dit niet in de overeenkomst staat. Als dit niet kan en als men het ook niet juist acht dan moet die bepaling verdwijnen» Het lid N. VAN HOOF zegt dd;de enige oplossing om aan het bezwaar van de heer van der Graaf tegemoet te komen is om een gemeenschappelijke rege ling aan te gaan. Dan kan gerealiseerd worden wat de heer van der Graaf wil. Formeel is het zo dat deze mensen in dienst zijn van de gemeente Roosendaal. Alles wat deze mensen dus doen valt onder de competentie van de gemeente Roosendaal. De VOORZITTER zegt dat nu het voorstel is het aangaan van een over eenkomst met de gemeente Roosendaal om diensten van de gemeente Roosendaal af te nemen en wel in het bijzonder van die bijzonder onderzoek-ambtenaar van de Sociale Dienst van de gemeente. Die diensten nemen wij alleen af als v/ij opdrachten daartoe geven. Als men diensten afneemt dan bepaalt men zelf welke diensten men af wil nemen. Het lid VAN DER GRAAF zegt nog een vraag te hebben, namelijk: wie geeft de opdrachten aan een werknemer van het werkvoorzieningsschap die

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1977 | | pagina 97