- 7-
bezwaar maakt tegen verkoop aan de bouwbank Stok. Hij dacht dat dit op
zeer goede gronden gebeurde,, Stok heeft aanv/ijsbaar wat gedragingen, die
in ieder geval zijn sympathie niet hebben» Anderzijds moet hij zeggen
- dat weegt voor hem toch het zv/aarst - dat hij niet gelooft dat de raad
de plicht en het recht heeft om zich op dit terrein te gaan begeven» Hij
vraagt zich wel af waar het heen moet, want het gaat wel betekenen dat
wij ons in feite, als de transaktie doorgaat, afvragen: "Met wat voor
soort contractant hebben wij te maken?" Wij zouden dan inhoudelijk moeten
gaan discussiëren over het feit: zijn die of die handen wat minder sme
rig» Op die gronden had hij liever gezien dat bouwbank Stok niet bij het
rijtje had gezeten»
Het lid N. VAN HOOF zegt het eens te zijn met opname van een derge
lijke bepaling in de koopovereenkomsten van aspirantkopers. Hij dacht
eveneens mee te kunnen gaan met de verlenging van die termijn van drie
maanden naar zes maanden. Hij dacht dat het goed en duidelijk zou zijn
als het college nu zou toezeggen dat vanaf de volgende preadviezen, be
treffende verkoop van grond, die bepaling opgenomen zal worden. Wat be
treft de brief van de werkgroep, waarover de heer van der Graaf sprak,
dacht hij dat het niet de bedoeling van deze raad was om te oordelen over
het al of niet goed functioneren van bepaalde maatschappijen. Als wij
dit moeten gaan beoordelen dan zouden wij anders moeten gaan optreden.
Misschien zullen wij dan gaan discrimineren of met een zekere willekeur
gaan werken. Op die gronden zou hij niet akkoord willen gaan met het ge
stelde in de brief van de werkgroep.
De VOORZITTER zegt dat als de heer van der Graaf zegt, dat het een
veel belangrijker moment met betrekking tot de verkoop, het besluit van
deze raad is, hij dit met hem eens is. Als deze zegt dat het goedkeurings
besluit van G.S. een formaliteit is dan zal hij een stukje voorlezen uit
een van de knipselkranten, die bij de ingekomen stukken ter inzage lagen
en waarin een interview met de gedeputeerde voor ruimtelijke ordening,
de heer Siepman, wordt afgedrukt: Hij heeft het dan over wat voor in
strumenten er zijn en dan wordt er gesproken over de Gelderse nota
Woning Ja-Woning Nee en hij zegt dan: "Ik denk dat er nog wel andere
middelen zijn dan in die nota zijn aangeduid» De provincie kan het goed-
keuringsbeleid bij gemeentelijke grondverkopen bijvoorbeeld verscherpen."
Wellicht overtuigt dit de heer van der Graaf, zodat het toch niet hele
maal een formaliteit is. Hij is het graag met hem eens dat het redelijker
is dat deze raad besluit. Hij heeft wat moeite met de suggestie van de
heer van der Graaf als deze zegt - hij heeft het in z'n eigen taal opge
schreven - dat burgemeester en wethouders in de toekomst nadrukkelijk
moeten laten blijken onmachtig te zijn. Hij dacht toch dat waar aan
burgemeester en wethouders was opgedragen om de dagelijkse gang van zaken
te doen en uw besluiten voor te bereiden, het met deze tekst toch hele
maal niet met kleine lettertjes ergens is ondergeschoven. Vanwege de
vrees dat met de termijn, welke in het voorstel van de heer Rennings be
sloten ligt, het risico wordt gelopen dat er een spelletje wordt gespeeld,
pleit de heer van der Graaf voor een termijn van zes maanden. Hij ver
wacht dat als iemand met zijn financiële middelen risico draagt in een
project waarop toezeggingen gedaan zijn om drie maanden lang uitsluitend
te koop aan te bieden aan iemand uit Oudenbosch, hij zijn best zal doen
om gedurende die drie maanden zoveel mogelijk huizen zo snel mogelijk
te verkopen want dat is in zijn eigen belang. Hij denkt dat wij helemaal
niet zo benauwd hoeven te zijn. Als wij van drie naar zes maanden gaan
dan vreest hij dat het eigenlijk meer is om dat wij er eigenlijk niet
zo hard in geloven dat de mensen in onze gemeente niet zo kooplustig zijn