De beantwoording der vragen door wethouder Meijers kan zijn fractie over het
algemeen waarderen. Slechts op twee punten geeft dit problemen. Hij moet
toch zeggen dat het hem beter in de oren had geklonken als in 1978 overwogen
zou worden een arbeidsplaats te creëren voor een man of vrouw, die thans in
W.S.W.-verband werkzaam is. Met betrekking tot het welzijnsplan zou hij nog
willen zeggen dat zijn fractie in de algemene beschouwing er met nadruk op
heeft gewezen om al die instanties, die thans op dit terrein werkzaam zijn,
erbij te halen. Er moet ook een stuk voorlichting komen op dit gebied, op
dat men weet volgens welke nieuwe richtlijnen en met welke nieuwe middelen
een dergelijk beleid tot ontwikkeling wordt gebracht. Met betrekking tot de
onderwijsproblematiek zegt hij het jammer te vinden dat het college niet op
het overlegorgaan is ingegaan. Een groot deel van deze raad heeft in tweede
instantie laten blijken dat een groot aantal leden van de raad in dezelfde
gedachtenlijn denkt, te weten geen verplichte commissie; geen commissie van
advies en bijstand; maar een overlegorgaan van al degenen, die in onze
gemeente met onderwijs te maken hebben, teneinde in de komende jaren, wan
neer aanzienlijke veranderingen zullen plaatsvinden - bijvoorbeeld de terug
loop van het aantal kinderen - alle middelen te bundelen om kwalitatief en
kwantitatief de onderwijsproblemen aan te kunnen. In die zin wil hij bij de
particuliere organisaties aandringen om tot een dergelijk overlegorgaan te
komen. In het antwoord van het college is gereageerd op de vragen van zijn
fractie betreffende de districtsgezondheidsdienst. Aanvankelijk werd bij
het onderzoek in de commissie gesteld dat aan het schoolonderzoek alle aan
dacht werd geschonken. Herhaling van die vraag heeft hem geleerd dat op een
drietal scholen een dergelijk onderzoek niet plaatsvindt. Mag hij aannemen
dat in de planning, waarover men spreekt, deze scholen zijn opgenomen
Tenslotte zou hij de voorzitter willen vragen waarom deze niet is ingegaan
op de suggestie van het bouwen in de beschutte sfeer. Hij heeft in eerste
termijn met betrekking tot de verkoop van woningwetwoningen al van zijn
twijfels doen spreken. Hij kan zich voorstellen dat men bij nadere studie
tot andere gedachten kan komen. Wellicht dat men ook dit punt kan meenemen
bij de discussie betreffende de woningbouwproblematiek voor de komende jaren.
Zijn fractie heeft een jaar geleden al het idee in deze raad besproken om
tot de bouw van woningen in de beschutte sfeer te komen. Voor zover hem bekend,
is bij de beantwoording door het college hierop niet verder ingegaan.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor nader beraad.
Na het opheffen van de schorsing zegt de VOORZITTER dat de heren Brouwers,
van der Graaf en Rennings heel nadrukkelijk om dat overleg vragen. De heer
van der Graaf zegt ook dat men een dergelijke vraag wel voor kan leggen,
maar dat men slechts weinig kan afdwingen. Hij dacht terecht. Het is moeilijk
om hierop bout portant te reageren. Het college zal de suggestie betreffende
het overleg in zijn vergadering aan de orde stellen. Op een later tijdstip
zal het college hierop bij de raad terugkomen. Het zou niet verstandig zijn
nu een voorstel te doen zonder te weten welke consequenties hieraan ver
bonden zijn. De heer Brouwers betrok hierbij ook de peuterspeelzaal en
muziekschool. Daarvan zou men dit wel via subsidievoorwaarden kunnen af
dwingen, maar twee van die loshangende schakels hebben weinig zin. Overigens
wil hij er wel op wijzen dat zowel de peuterspeelzaal als de muziekschool
straks in het welzijnsplan ingebracht zullen worden. Dan wordt dit toch wel
een andere benadering.
Hij dacht dat ons ziekenhuis bedreigd wordt door een beleid van de rijks
overheid, dat er van getuigt dat zij daar oogkleppen op hebben.
Men wil tegen iedere prijs in de kostensfeer een 4 O/OO-norm doordrammen
en kijkt er dan niet naar welke ziekenhuizen geofferd moeten worden. Hij
dacht dat men moet streven dergelijke voorzieningen zo dicht mogelijk bij
de gebruiker te krijgen.