- 23 -
bare koopwoningen het individualiseringsbeginsel moet worden toegepast.
Ook dan blijkt dat de beantwoording onvolledig was. Op de wijze zoals de
wethouder het nu stelt, zegt hij ja, natuurlijk. Hij wil er wel op wijzen
dat juist bij de bijstandverstrekking heel veel kosten over langere perioden
aan de orde komen. Daarop slaat zijn vraag. Er moet dan ernstig over nage
dacht worden of dan die inbreuk op de normale leefgewoonte van een gezin
inderdaad niet gedaan moet worden. Moet men dan inderdaad niet zeggen:
"Nu stel ik dat gezin in een zodanige bevoorrechte positie ten opzichte
van andere bijstandtrekkende gezinnen dat het juist op onrechtvaardigheid
zou gaan lijken als het individualiseringsbeginsel als een algemene
regel zou worden toegepast". Overigens heeft hij uit het antwoord van de
wethouder begrepen dat dit toch min of meer zo gezien wordt.
Er is vrij uitvoerig gesproken over de verkoop van woningwetwoningen.
Hij moet wel zeggen dat hij zich niet bevindt onder de voorstanders daarvan.
Hij heeft horen zeggen dat het in het belang van de sociaal-zwakkeren zou
zijn. Hij betwijfelt dat. Wat is immers het doel, waarnaar een woning
corporatie streeft. Dit is om voortdurend te zorgen voor aanvaardbare
woningen tegen een aanvaardbare huurprijs voor die groep mensen, waarvan
wij de komende 100 jaren nog wel een overschot zullen hebben.
Wanneer er overgegaan wordt tot verkoop van woningwetwoningen dan zou men
uit een oogpunt van rechtsgelijkheid daaraan geen grens mogen stellen
buiten de grenzen die door de rijksoverheid gesteld zijn. Dit zou kunnen
impliceren dat de vraag naar aankoop van woningwetwoningen zo groot zou
worden dat de woningcorporatie zijn taak niet naar behoren zou kunnen
uitvoeren. Voor de raad over de verkoop van woningwetwoningen een uitspraak
doet, zou hij willen zeggen dat er echt wel iets meer verdiepingen van de
gedachten hierover mag plaatsvinden.
Dan komt hij tot het punt van het Komplan. De inspraakprocedure is nu af
gesloten. Hij heeft het gevoel dat het gemeentebestuur niet voldoende zorg
vuldig is omgesprongen met de mensen die de moeite hebben genomen in die
inspraakprocedure te participeren. Hij is van mening dat er heel weinig voor
lichting is gegeven over de afloop van de procedure en dat er te weinig is
gegrepen naar de mogelijkheid om die mensen, die hun taak daarin verricht
hebben, duidelijk te maken dat wij thans in een sluitfase verkeren. Met
andere woorden dat een formele afsluiting van hun taak op zijn plaats zou
zijn geweest. Dan komt hij aan de kwestiesbetreffende het onderwijs, welke
aan de orde zijn gesteld. In zijn algemene beschouwing heeft hij als voor
beeld gesteld voorstander te zijn van een artikel 61-commissie voor de komende
openbare school. Hij is van mening dat de vraag of er een onderwijscommissie
moet komen en of deze commissie een brede commissie moet zijn of een beheers
commissie voor de openbare school, snel beantwoord moet worden. Snel om
reden, dat de openbare school gesticht moet worden. Er moet een gebouw worden
geplaatst; er moeten beslissingen genomen worden over de indeling van dat
gebouw en dergelijke. Dit zijn belangrijke zaken voor dat de formele stich
ting van die school een feit is. Dan zou hij nog antwoord willen geven op
de vraag om één schoolbestuur voor het bijzonder onderwijs in te stellen.
Het bijzonder onderwijs is een autonome taak. De raad oordeelt alleen over
de subsidiëring en het beschikbaarstellen van gelden. Moeten wij als gemeente
raad ons nu gaan uitspreken over de vraag hoe die schoolbesturen zichzelf
willen structureren Hij dacht dat dit onterecht zou zijn. Ten aanzien van
de andere kwestie, welke daarover aan de orde is geweest, moeten wij niet
komen tot een zeker gespreksforum over de voortgang van dat onderwijs - is
hij duidelijk voorstander. Meerdere malen is uitgesproken dat wij er zeer
weinig van af weten. Wij worden regelmatig geconfronteerd met vragen om
bepaalde zaken te betalen. Men kan niet veel anders doen dan het advies
van de inspectie volgen, want men weet toch niet wat er gaande is.