- 21 -
Besteding uit de onderhoudsfondsen. Het antwoord hierop is ook weer erg
formeel. Je moet de bedoeling van de commissie begrijpen. Voor 1978 hebben
diverse aanpassingen van de onderhoudsfondsen plaats gehad. Meer dan nor
maal. De onderhoudsfondsen zijn gestegen tot zeer aanzienlijke bedragen.
Naar zijn mening zou het een eerlijke zaak zijn,wanneer in afwijking van voorgaanfe
jaren tfe T»orstellen tot vasts-telirg van de bedragen van de onderhoudsfondsen
de raad ter beoordeling zouden worden aangeboden. Hij zou hieromtrent een
voorstel willen doen. Met verwijzing naar artikel 209, letter h, van de
gemeentewet zegt de voorzitter dat het college een bepaalde zorg heeft.
Hij zou willen voorstellen artikel 209, letter i, van de gemeentewet ter
hand te nemen. Daarin wordt hetgeen zijn fractie voorstelt mogelijk gemaakt.
Zijn voorstel zou dan ook alsvolgt kunnen luiden: dat de zin van uitgaven
uit de onderhoudsfondsen, voorzover die geen betrekking hebben op onderhoud,
wat geen uitstel zou kunnen lijden, ter beoordeling van de raad zou wor
den gelaten.
Als de verzekering tegen fraude niet van belang is dan zou hij willen voor
stellen deze te laten vervallen. Betreffende de verkoop van woningwetwoningen
is hem geantwoord dat de woningstichting de stelregel heeft niet te verkopen.
Zes jaar geleden is hij in deze raad begonnen namens zijn fractie aandacht te
vragen om te komen tot verbetering van de achterpaden bij de woningen. Bij de
algemene beschouwingen drie jaar geleden heeft hij gewezen op de slechte
situatie van de zogenaamde St. Jozefwoningen. Tegelijkertijd heeft hij ge
wezen op de mogelijkheden om te komen tot renovatie van andere woningen.
Het is niet alleen daardoor maar naar zijn overtuiging mede daardoor dat
de woningstichting aan deze punten aandacht heeft besteed. Deze punten kwamen
niet voort uit bemoeizucht met het beleid van de woningstichting.
Zij werden ingegeven om aan het wonen op zich voor die groep van mensen,
die hierop zijn aangewezen, meer inhoud en confort te geven. Die kritieken
liggen ook ten grondslag aan zijn opmerking met betrekking tot de verkoop
van woningwetwoningen. De stelling van sociaal-zwakkeren en minder draag-
krachtigen wordt nogal eens gebruikt. Wij allemaal proberen iets te doen
om hun lot te verbeteren. Op grond van wettelijke bepalingen en voorschriften
is het mogelijk gemaakt woningwetwoningen te verkopen aan de bewoners/huurders.
De manier waarop is ook wettelijk vastgelegd. Deze maatregel heeft een doel
en is niet voor niets in het leven geroepen. Mensen, die op geen enkele andere
wijze een eigen woning kunnen verwerven, komen op grond hiervan wel in de
gelegenheid. De mogelijkheid bestaat wel degelijk om iets te doen voor de
sociaal-zwakkeren en minder draagkrachtigen.
Argumenten als verschraling van aanbod en versnippering van woningbezit
spreken hem niet aan. Verschraling niet omdat bij niet-verkoop de woningen
te eeuwigen dage door de huidige huurders zullen worden blijven bewoond.
Versnippering niet omdat tegen de hogere kosten van onderhoud bij verkoop
aanzienlijke middelen terugvloeien aan de woningstichting, waarmee de sociale
taak van deze stichting zou kunnen worden uitgebreid.
Als vertegenwoordiger van de Werknemersfractie vindt hij het de plicht op te
komen voor die groepen van onze gemeenschap, waarmede hij wat dat betreft
het nauwste verbonden is.
Het lid RUBBENS zegt nog een vraag te hebben aangaande het plaatsen van
borden bij kruisingen van de buitenwegen. Als dit een zaak van de provincie
is, dan zou hij willen vragen of het college deze zaak bij de provincie aan
de orde zou willen stellen.
Het lid KESSEL zegt voor de toekomst te willen pleiten voor een andere behan
deling van de begroting dan die welke tot nu toe gevolgd werd.
Met betrekking tot de kwestie van het huisvuil ziet zijn fractie graag de
regionale regeling tegemoet, welke wethouder du Pont zojuist heeft genoemd.
Mogelijk komt zijn fractie er te zijner tijd op terug.