- 17 -
Wij blijven toch de mening toegedaan dat een gedwongen verhuizing nogal wat
konsekwenties kan hebben en dat derhalve zorgvuldigheid moet worden betracht
bij het opleggen van een verhuisplicht.
Baarbij speelt naar onze mening mede een rol de kosten van verhuizing en
herinrichting van de woning.
Ambteli.ike beslissingen
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat aan alle personen die zich voor
financiële hulpverlening op de afdeling sociale zaken vervoegen alle infor
matie wordt verstrekt inzake voorschriften en beleid en dergelijke.
Aan de hand van de ter plaatse verstrekte gegevens wordt dan voor zover moge
lijk ook gesproken over de kans dat het verzoek zal worden ingewilligd.
Hieruit mag zeker niet worden afgeleid dat getracht wordt om de cliënt te
bewegen maar van het indienen van zijn verzoek af te zien.
Juist in die gevallen waarvan wordt verwacht dat geen bijstand kan worden
verstrekt, wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat de betrokkene het recht
heeft om toch een verzoek om bijstand in te dienen.
B-et omgekeerde komt uiteraard ook voor. In die gevallen waar tijdens het
eerste gesprek blijkt dat de cliënt niet op de hoogte is van de mogelijk
heid om voor bepaalde zaken bijstand te verkrijgen, zal tevens worden gead
viseerd om een verzoek in te dienen. Het komt hierop neer dat op informatieve
wijze wordt ingegaan op de mogelijkheden van hulpverlening, vaak ook omdat
het een begrijpelijke vraag van de cliënt is wat zijn kansen zijn op zijn
verzoek.
In het antwoord van het college van burgemeester en wethouders zijn reeds
een aantal redenen aangegeven waarom aanvragen om incidentele bijstand van
bejaarden uitblijven. Naar onze mening moeten de motieven daar worden ge
zocht. Zeker niet in de voorlichtende taak van de afdeling sociale zaken.
Overigens zij u er op gewezen dat voor personen jonger dan 65 jaar wel regel
matig incidentele bijstand, al dan niet in de vorm van een lening wordt
verstrekt
Onder post 518 van Hoofdstuk IX vindt u deze uitgebreid terug.
Wet Sociale Werkvoorziening
Niet alleen in onze gemeente, doch in de gehele regio, blijkt het in de prak
tijk niet zo te zijn dat ex-Surinamers veelvuldig bij het Werkvoorzienings
schap worden aangemeld voor werk in w.s.w.-verband.
Naar schatting zijn er verhoudingsgewijs niet meer en niet minder ex-Surinamers
aangemeld, dan anderen.
Het laat zich echter verstaan dat de problematiek van deze bevolkingsgroep
met betrekking tot het aanvaarden van werk wat langzamer naar boven komt.
Men dient zich te realiseren dat deze mensen in een tijdsbestek van een paar
jaar te maken hebben gekregen met de opvangproblematiek in de diverse centra.
Daarna zijn deze mensen in het kader van het huisvestingsbeleid van C.R.M.
her en der over het land verspreid, hetgeen tot nieuwe aanpassingsmoeilijk
heden kan leiden.
Het zou onjuist zijn indien de plaatselijke overheid zich niet zou realiseren,
dat werkaanvaarding op korte termijn opnieuw een grote aanpassing van de ex-
Surinamers vraagt. Het probleem zal via de weg van de geleidelijkheid zijn
aandacht krijgen. Het zou naar onze mening onjuist zijn om bij voorbaat aan
te nemen dat de meeste ex-Surinamers vanwege hun afkomst tot de personenkring
van de w.s.w. zouden behoren. Zij zullen net zoals iedereen de kans moeten
krijgen om zo mogelijk met medewerking van het G.A.B. een arbeidsplaats in
het vrije bedrijf te verkrijgen. Ik wijs in dat verband op de Tijdelijke
bijdrageregeling plaatsing migranten uit Suriname en de Nederlandse Antillen