- 5 -
Wat de voorstellen onder cultuur betreft zeggen wij de heer van Hoof en ook
de heer Kessel graag toe dat wij de suggestie om tot het instellen van gemeen
telijke prijzen te komen ernstig in overweging zullen nemen. Wel stellen wij
er graag een wedervraag bij:
Heeft een van u beiden reeds concrete voorstellen, want die willen wij dan
graag in de overwegingen meenemen.
Wat de suggestie onder "onderwijs" betreft vragen wij ons af aan welke pro
blemen de heer van Hoof daarbij denkt. Zeer onlangs werd het Noord-Brabants
Studiefonds opgeheven omdat het niet meer voorzag in een behoefte. De midde
len waarover het fonds nog beschikt staan thans onder beheer van G.S. en
iedere inwoner van onze provincie kan daarop een beroep doen, maar men ver
wacht naar wij begrepen hebben nauwelijks aanvragen.
In het licht van deze ervaringen achten wij het voorshands niet erg reëel
om nu in onze gemeente een soortgelijk fonds te gaan maken.
Het voorstel met betrekking tot de werkgelegenheid namelijk het subsidiëren
van arbeidsplaatsen is door mij naar aanleiding van uw eerdere voorstellen
reeds besproken met het verantwoordelijke lid van G.S. Deze liet er geen
misverstand over bestaan dat G.S. een dergelijk besluit niet zal goedkeuren.
Wat betreft de opmerking van de heer van Hoof en ook van de heer Rennings
over de overkapping van de wielerbaan het volgende. Het is geenszins de
bedoeling van het college om het aangegeven jaar van uitvoering als doel
stelling aan te nemen. Ook wij zijn van mening dat aan deze investering geen
hoge prioriteit kan worden gegeven. Wij realiseren ons ook dat dit waar
schijnlijk nooit tot uitvoering zal komen als het bedrag van de investering
geheel door onze gemeente opgebracht zal moeten worden. Wij vonden echter dat
het geen kwaad kon om het project als een verre wensdroom te handhaven, omdat
de bestedingsomschrijvingen voor de D.A.C.W.-subsidie soms zo specifiek zijn,
dat een project als dit dan misschien in aanmerking kan komen.
De beleidsambtenaren die bij de toekenning van deze subsidies zijn betrokken,
zijn van deze achtergronden op de hoogte, zodat het gevaar voor het verliezen
van onze geloofwaardigheid niet bestaat.
In ons antwoord naar aanleiding van het onderzoek in de afdelingen hebben wij
rond de besteding van de onderhoudsfondsen over teleurstelling gesproken, om
dat wij vreesden dat het voorstel bedoelde de aan ons college opgedragen taak
bestaande in het dagelijks bestuur van de gemeente uit te hollen. Wij zijn
van mening dat onderhoud duidelijk dient te behoren tot het dagelijks bestuur
en dat is in artikel 209 van de gemeentewet opgedragen aan burgemeester en
wethouders, ^nder punt h van dit artikel wordt het onder andere wat straten
en plantsoenen betreft zelfs met zoveel worden gezegd.
Sinds in 1965 het verzekerd bedrag van de fraudeverzekering werd vastgesteld,
is er in de organisatie en de gebruiken rond het betalingsverkeer veel ver
anderd. Theoretisch bestaat er nog steeds een risico namelijk als de betrok
ken functionarissen zouden samenspannen. Dan is overigens ieder verzekerd
bedrag een slag in de lucht. Er is geen voor ons aanwijsbare relatie tussen
het verzekerd bedrag en het risico. Dit bedrag is eertijds afgelezen uit een
bij de betreffende onderling gebruikte tabel.
Wat de algemene beschouwingen van de V.V.D.-fractie betreft het volgende:
Wij begrijpen de behoefte aan nadere specificatie van de posten "overige kos
ten" bij brandweer en BB niet. Bij de BB is dit bedrag geheel gespecificeerd
en bij de brandweer met uitzondering van een algemene post van 12.000,
Ook aan deze post ligt een specificatie ten grondslag, maar wij meenden u die
te moeten besparen. Uit dit bedrag wordt het onderhoud en de brandstof van de
voertuigen voldaan alsmede allerlei klein materieel aangeschaft.