-17-
bij burgemeester en wethouders. Dat kan iedereen zijn; dat kan ook de
maatschappelijk werkster zijn. Dan is er nog de positie van rapporteur
naar het college toe. Dat gebeurt door een maatschappelijk werker op
grond van artikel 5 van de verordening.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat in het preadvies staat: "Voor het maat
schappelijke onderzoek bij beroepschriften zal Mej. Crijnen, alhier, worden
ingeschakeld." Daarover is hij gevallen.
Het lid MEIJERS zegt zelf geen moeite te hebben met het eventueel veran
deren van de gestelde termijnen. Hij dacht toch dat het zinvol zou zijn als
dit eerst met de indicatiecommissie besproken zou worden. Het is toch wel
belangrijk dat in een gemeenschappelijke regeling uniformiteit wordt be
tracht.
De VOORZITTER zegt dat de gestelde termijnen termijnen van orde zijn. In die
periode van 6 weken is het college van anderen afhankelijk. Hiermee heeft
men nog geen enkele ervaring. Na deze zes weken is er nog de tijd van be
slissen op de rapportage. Het is dan niet zo 'n probleem dat het college zich
bindt om binnen een termijn van twee maanden te beslissen. Hij stelt voor
het gevraagde krediet beschikbaar te stellen alsmede de beroepsprocedure vast
te stellen met dien verstande dat de termijn genoemd in artikel 7, gesteld
wordt op twee maanden en dat de zinssnede: "Voor het maatschappelijke
onderzoek bij beroepschriften zal Mej. Crijnen, alhier, worden ingeschakeld,"
uit het preadvies verdwijnt.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
10. Voorstel tot vaststelling van een verordening op de heffing van kade-
gelden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
11. Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet voor de uitvoering van
diverse onderhoudswerken Zouavenmuseum/l3^e wijziging gemeentebegroting 1"ffij?.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat het hem ontgaat waarom wordt voorgesteld
over te gaan tot lapmiddelen vooral wat betreft de trap met leuning. Als
men kijkt naar het gevolg van het roestend hekwerk dan komt hij tot de
conclusie dat dit werk een betrekkelijk uitstel is. Men zal deze zaken later
rigoreuzer ter hand moeten nemen. Hij dacht dat het verstandiger was om de
werkzaamheden uit te voeren zoals de monumentenwacht dit heeft voorgesteld.
Het lid N. VAN HOOF vraagt zich af waarom deze investering in 10 jaren
moet worden afgeschreven. In feite gaat het hier om achterstallig onder
houd. Hij zou willen voorstellen deze investering ten laste van het onder
houds fonds voor 1977 te brengen.
Het lid DU PONT zegt dat deze zaak uitvoerig is besproken in de commissie
voor openbare werken. In eerste instantie waren in de_begroting ook opge
nomen de trappen en het hekwerk van het bordes. In de commissie is gebleken
dat het niet noodzakelijk was deze werkzaamheden op dit moment uit te voeren.
Met betrekking tot de opmerking van de heer N. van Hoof deelt hij mede
hiertegen geen enkel bezwaar te hebben. Hij neemt aan dat het college best
bereid is het voorstel in die zin te wijzigen, zodat deze investering in
zijn geheel ten laste wordt gebracht van het onderhoudsfonds van het Zouaven-
museum voor 1977.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.