-16-
Het lid N. VAN HOOF zegt dat men toch zeker bij het vaststellen van een
beroepsprocedure er naar moet streven de termijnen zo kort mogelijk te
houden, ten einde onnodig lang wachten te voorkomen. Hij wil benadrukken
dat men niet wacht tot de termijn bijna ten einde is.
Het lid MEIJERS zegt dat men nu de termijnen wel kan bekorten, maar dat
men nog geen enkele ervaring met dit soort beroepszaken heeft. Hij zou
willen voorstellen eerst een half jaar ervaring op te doen; dan kan men
nog bezien of de termijnen korter gesteld kunnen worden of niet.
De VOORZITTER zegt dit te willen aanvullen. Bij de ingekomen stukken
raken wij vertrouwd met verdagingsbesluiten van de kant van het provinciaal
bestuur. Verdagingsbesluiten van de kant van het gemeentebestuur zijn zeer
zeldzaam. De termijnen, die in de verordening zijn gesteld, behoeven geen
maatstaf te worden. Het zal zeker zo zijn dat de afdeling sociale zaken,
in samenspraak met burgemeester en wethouders, dit soort zaken zo snel
mogelijk afhandelt.
Het lid GOÜVERNEUR-LAMERS zegt het jammer te vinden dat niemand van de
deelnemende gemeenten in de commissie zitting heeft. Overigens val zij
niet aan de deskundigheid van deze commissie, zoals deze nu is samenge
steld, twijfelen.
Het lid VAN DER GRAAF zegt te willen voorstellen duidelijk in de voor
schriften van de beroepsprocedure op te nemen dat klager of klaagster
ook iemand anders dan een maatschappelijk werker of werkster als raads
man kan aanstellen, die dan ook toegelaten wordt om het college te ad
viseren. Dit kan volgens hem, heel goed iemand van de bond zijn.
Het lid RENNINGS zegt dat door het antwoord van de wethouder zijns in
ziens de zorg met betrekking tot de moeilijke positie van de maatschap
pelijk werkster niet is weggenomen. Dit baart hem toch zorgen. Met
betrekking tot de termijnen kan hij ver meegaan met de opmerking Van de
heer N. van Hoof. Men moet de termijnen zo kort mogelijk houden. Er
wordt voorgesteld nu eerst een paar maanden te bezien of de termijnen
korter gesteld kunnen worden. Hij zou dit willen omdraaien. De termijnen
dus nu korter maken en na een paar maanden bezien of deze verlengd moeten
v/orden of niet.
Het lid VAN ELZAKKER zegt het jammer te vinden dat er niet aan gedacht
is de bejaardenbonden bij deze gelegenheid inspraak te geven. Hij zou het
op prijs stellen als hieraan in de toekomst werd gedacht.
Het lid BROUWERS zegt naar aanleiding van de opmerking van de heer Rennings
dat hem nergens uit blijkt dat de positie van de maatschappelijk werkster,
Mej. Crijnen, moeilijk komt te liggen.
Het lid MEIJERS zegt naar aanleiding van de opmerking van Mevrouw Gouverneur-
Lamers dat de deelnemende gemeenten wel degelijk inspraak hebben gehad. Zij
allen zijn akkoord gegaan met de samenstelling van de commissie zoals deze
nu is. Overigens maken v/ij alleen maar gebruik van de diensten van de gemeente
Roosendaal. Elke gemeente dient eigenlijk een dergelijke commissie te hebben.
Wij dragen de taak op aan een regionale commissie met name de commissie van
de gemeente Roosendaal. Aangaande de moeilijke positie van Mej. Crijnen
zou hij willen zeggen dat hieromtrent misschien verwarring ontstaat doordat zij
enerzijds als ad hoe commissielid optreedt en anderzijds het bezwaarschrift
in de vergadering van het college moet toelichten. In artikel 6 van de
verordening staat dat de indiener van het beroep zich ter zitting van de
hoorzitting door een gemachtigde kan laten bijstaan. Betrokkene kan zelf
een raadsman aanwijzen. Dit betekent dus niet dat Mej. Crijnen op de
hoorzitting tegenwoordig hoeft te zijn.
De VOORZITTER zegt dat hier twee posities in het geding zijn. Op de eerste
plaats is dat de positie van adviseur van de bezwaarde, die beroep aantekent