-15- kant - als er beroep wordt ingesteld - zij samen met een arts een advies aan burgemeester en wethouders samen moeten stellen. Is hieraan bij de benoeming gedacht, zo vraagt spreker. Het lid VAN DER GRAAF zegt van mening te zijn dat de benoeming van de maatschappelijk werkster als ad hoc lid van de commissie door de raad had moeten geschieden. Hij vindt deze benoeming namelijk niet juist. De VOORZITTER zegt dat staat vermeld: "Burgemeester en wethouders van Oudenbosch kunnen een ad hoc lid van de indicatiecommissie benoemen.......". Het college gaat de overeenkomst aan wanneer de benodigde middelen beschik baar worden gesteld. Burgemeester en wethouders moeten ook op grond van arti kel 6j een commissie instellen. Het lid VAN DER GRAAF zegt niet overtuigd te zijn dat dit klopt, maar hij wil er wel genoegen mee nemen. Hij protesteert echter tegen de aanstel ling van genoemde maatschappelijk werkster, omdat hij het onjuist vindt als een maatschappelijk werkster met verschillende petten in de gemeente rond loopt. De maatschappelijk werkster in kwestie adviseert Charitas, zit in de bijstandscommissie en in de Stichting Woningbouw St. Bernardus. Hij vindt het onjuist dat maatschappelijke werkers en werksters zich niet of niet vol doende vrij zouden kunnen opstellen in adviserende functies. Door al deze functies aan de maatschappelijk werkster in kwestie toe te bedelen kan zij zich niet of niet voldoende vrij opstellen. Daarbij komt nog de kwestie welke de heer Rennings zojuist heeft aangehaald. Hij zou willen voorstellen een andere maatschappelijk werker of werkster aan te stellen, die het college van burgemeester en v/ethouders bij een beroepschrift adviseert. Het lid VAN ELZAKKER zegt dat hij graag gezien zou hebben dat in de commissie voor de beoordeling van opname in een bejaardentehuis een vertegenwoordiger van de bejaardenbonden zitting had. Dit zou een vorm van inspraak kunnen zijn. Het lid KOK zegt dat Mej. Crijnen aanwezig is wanneer er gevallen uit Oudenbosch aan de orde zijn. Hij zou willen vragen - daar de commissie alle gevallen van de deelnemende gemeenten behandelt - of Mej. Crijnen ook aanwezig moet zijn wanneer er gevallen uit bijvoorbeeld Oud Gastel en der gelijke aan de orde komen. Het lid MEIJERS zegt dat bedoelde commissie tot stand is gekomen in samen spraak met de deelnemende gemeenten en ook met hun volledige instemming. Als kleine gemeente heeft het college verzocht om het, wanneer er gevallen zijn van onze gemeente, mogelijk te maken dat een maatschappelijk werkster wat achtergrond-informatie zou kunnen verstrekken. In de vergadering van burgemeester en wethouders is naar voren gekomen dat Mej. Crijnen het beste deze achtergrond-informatie kan verstrekken. Vandaar dat zij als ad hoe lid van de indicatiecommissie is benoemd. Ten aanzien van de beroepsprocedure kan er een andere maatschappelijk werker worden gevonden, die het college dan adviseert. Het is ook mogelijk om dezelfde maatschappelijk werker te nemen zowel als ad hoc lid van de indicatiecommissie als adviseur van het college. Met betrekking tot de vraag van de heer Kok zou hij willen zeggen dat, als er een zaak uit een andere gemeente aan de orde is, een ad hoe lid uit die gemeente de nodige achtergrond-informatie verstrekt. Hij zegt dat aan inspraak van bejaardenbonden, zoals de heer van Elzakker opmerkte niet gedacht is. Met betrekking tot de opmerking van de heer N. van Hoof inzake de termijnen, merkt hij op dat de termijn genoemd in artikel 5 is overgenomen uit de Wet op de bejaardenoorden. Voor de termijn genoemd in artikel 7 heeft men drie maanden gesteld. Dit wil niet zeggen dat men hier aan is gebonden. Men kan deze termijn bekorten. Hij zou willen adviseren de opgenomen termijnen te handhaven. Als straks blijkt dat deze termijnen te ruim zijn gesteld dan kan men ze altijd nog bijstellen. Dit kan men het beste beoordelen wanneer de indicatiecommissie functioneert.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1977 | | pagina 199