-12-
De VOORZITTER zegt dat de heer Rennings eigenlijk een goed voorbeeld geeft
waar de verantwoordelijkheid ligt» De werkgever, op de hoogte van de huis
vestingsproblematiek in Breda en omgeving, zocht zelf naar een mogelijkheid
om de mensen, die hij naar hier haalde te huisvesten. In het licht van de
rijksbijdrageregeling is het voormalige pand voor de huisvesting van Enka-
werknemers duidelijk een gebouw wat niet wordt bedoeld. In de nota huis
vesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens staat dat er bezwaren
kleven aan grote gebouwen, want dan krijgt men daarin te grote concentraties
van bepaalde groepen van personen.
De heer van der Graaf heeft bezwaren tegen het verschuiven van de verant
woordelijkheid r.aar de woningstichting en vindt dit een onjuiste bena
dering van de opstelling van het college. De raad heeft destijds het woning
bestand overgedragen aan de woningstichting. Nu kan men van het gemeente
bestuur niet verwachten dat dit, als er problemen ontstaan, in zijn taak
terugspringt om daarvoor een oplossing te bieden. Hij vindt dat men dan
een reuze rechtsongelijkheid gaat kweken. Er zijn ook andere groepen dan
buitenlandse werknemers, die op dit soort behuizingen zijn aangewezen. De
verantwoordelijkheid voor huisvesting ligt heel nadrukkelijk niet bij het
gemeentebestuur. Het huisvestingsbeleid van de woningstichting geschiedt
naar de mening van het college op een alleszins aanvaardbare en verant
woorde wijze. Hij dacht dat de oplossing gezocht moest worden door de men
sen zelf. Dit kan gebeuren in door de woningstichting beheerde panden of
in de hier gevestigde pensions.
Het college zal de woningstichting nogmaals attenderen op de rijksbijdrage
regeling zoals deze thans geldt. Realisering van huisvestingsmogelijkheden
voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens met behulp van deze bij
drageregeling is niet op korte termijn te verwezenlijken. Er bestaan toe
standen, welke onaanvaardbaar zijn. Het college moet de verordening toe
passen en wil niet aanvaarden dat er ongelukken gebeuren.
Het lid VAN DER GRAAF zegt het eens te zijn met de mening dat te grote
concentraties van bepaalde groepen personen moeten worden voorkomen.
Tussen het kiezen van het op straat staan of een slechte behuizing neemt
hij aan dat men toch kiest voor een slechte behuizing. Hij heeft altijd
begrepen dat een gedeelte van het woningbestand is overgedragen aan de
woningstichting met daarbij - dit overigens wel stilzwijgend; met andere
woorden dit is niet officieel geregeld - de verdeling van de woonruimte.
Hij heeft er geen enkele moeite mee dat de gemeente, wanneer het huisvestings
beleid niet adequaat en snel genoeg wordt uitgevoerd, dat zelf weer zou gaan
doen, al is dit maar als aangever voor de woningstichting. Dat gastarbeiders
die dure woningen niet willen kan hij best begrijpen, daar zij niet de hoogst
lonen verdienen en in een ander land nog een gezin hebben. Zij kunnen zich
ook geen eengezinswoning van 250,tot 300,per maand veroorloven.
Vandaar dat die rijksbijdrageregeling er is. Men kan geen verordening naast
zich neerleggen en dus niet uitvoeren; daar is hij het mee eens. Hij acht
het echter wel toelaatbaar als de daadwerkelijke uitvoering v/ordt opge
schort wanneer op korte termijn een oplossing gevonden kan worden.
Het lid RENNINGS zegt dat de logeerverordening terecht wordt toegepast.
De slechte accoramodsitiés,waar ongelukken kunnen gebeuren, verdwijnen hier
door. Anderzijds neemt het woonruimteprobleem toe. Hem laat de vraag niet
los of bekeken kan worden of de voormalige kweekschool van de broeders
een oplossing kan bieden voor de huisvesting van alleenstaanden; niet alleen
voor buitenlandse werknemers maar ook voor andere groepen van de bevolking.
De VOORZITTER zegt dat zelfs de slechtste en erbarmelijkste behuizing aan-