-7-
Het lid KOK sluit zich aan bij hetgeen de heer N. van Hoof heeft gesteld»
Het lid N.VAN HOOF zegt dat het argument van de heer van der Graaf hem niet
aanspreekt»
Het lid RENNINGS zegt dat het niet gaat om het feit de zaak op een andere
wijze te behartigen» Hij vindt het terecht dat voor deze zaak een uitzon
dering wordt gemaakt, omdat het bijwonen van de rest van de vergadering
voor die mensen niet relevant is, daar zij de discussies niet kunnen vol
gen.
Het lid KOK zegt dat dit toch een bepaalde wanorde in de vergadering te
weeg brengt» Hij mag toch wel aannemen dat er een tolk voor die mensen
aanwezig is»
De VOORZITTER zegt dat het toch moeilijk is om - indien zij daar gebruik
van maken - zaken waarbij zij niet betrokken zijn te laten vertalen. Hij
dacht dat het argument, wat de heer van der Graaf - ondersteunt door de
heer Rennings - op tafel heeft gelegd, in deze toch wel steekhoudend is.
Het lid K. VAN HOOF zegt met deze kwestie accoord te kunnen gaan. Hij zou
v/el een suggestie willen doen om in de toekomst soortgelijke gevallen bij
het punt ingekomen stukken en mededelingen aan de orde te stellen.
De VOORZITTER zegt te kunnen concluderen dat de heer van der Graaf zijn
vragen nu kan stellen en dat in de toekomst rekening v/ordt gehouden met
de suggestie welke de heer N. van Hoof zojuist heeft voorgesteld.
Besloten v/ordt de heer van der Graaf toestemming te verlenen tot het stel
len van vragen.
Het lid VAN DER GRAAF stelt het navolgende: Op v/oensdag 28 september j.l»
is in het Brabants Nieuv/sblad een bericht gepubliceerd onder de kop:
"Gastarbeiders v/orden huis uit gezet in Oudenbosch".
In dit bericht zijn uitspraken opgenomen van de burgemeester, van een woord
voerder van de Stichting Bijstand Buitenlandse Werknemers en van de direc
teur van de woningstichting St. Bernardus. Naar aanleiding van deze bericht
geving verzoek ik u de navolgende vragen te beantwoorden:
"a. Is het juist dat de burgemeester heeft ontkend dat de gemeente moet
zorgen voor vervangende woonruimte
b. Is het het college bekend dat minderheidsgroepen, en met name buiten
landse werknemers, zich ten aanzien van huisvesting in een zeer kwets
bare positie bevinden, en ten gevolge van het ontbreken van andere
mogelijkheden, genoegen moeten nemen met huisvesting die in onze samen
leving als onvoldoende moet v/orden gekenschetst, waarbij uitbuiting
regelmatig voorkomt
c. Is het het college bekend dat er nieuwe inzichten zijn inzake de huis
vesting van andere samenlevingsvormen en dat er vanwege het Ministerie
van Volkshuisvesting een stelsel van rijksbijdragen is ontworpen ten
einde die nieuwe inzichten in de praktijk te kunnen doen realiseren
d. Is het college met mij van oordeel dat binnen de aan de gemeente toe
vertrouwde zorg voor de volks- of sociale woningbouw, volledig begrepen
dient te worden de zorg voor de huisvesting van andere samenlevings
vormen en 1-persoonshuishoudensconform aan die nieuwe inzichten
e. Zou het in de ogen van het college geen aanbeveling verdienen om, daar
waar sprake is van niet aan onze gemeente economisch verbonden per
sonen of huishoudens, tot een spoedig gesprek te komen met die ge
meenten die zich naar Uw oordeel de zorg voor de huisvesting van die