-5- Hij blijft het betreuren dat men over 1975 met een batig dienstsaldo van bijna 900-000iblijft zitten. Uit een oogpunt van financieel beleid is dit in feite niet te accepteren. Hij hoopt dat hierin met behulp van de nieuwe apparatuur verandering komt. Het lid RENNINGS zegt dat het hem niet zozeer gaat om het feit dan de com missie niet over de kostprijsberekening van het industrieterrein aan de Bosschendijk heeft gesproken. Deze was op dat moment niet beschikbaar. Erger is dat een zo belangrijke zaak niet via de afdeling financiën is gelopen. Deze afdeling is deskundig op dit gebied. Verder zou hij graag de argumenten vernemen waarom het college voetstoots de wensen van gedeputeerde staten met betrekking tot de kapitaallasten volgt. Hij neemt aan dat de wensen van een hoger bestuursorgaan niet alleen opgevolgt moeten worden, maar dat deze eventueel weerlegd kunnen worden. Of het moet zijn dat het de argumenten van gedeputeerde staten tot de zijnen heeft gemaakt. Met betrekking tot de opmerking over rentelasten zegt hij dat men dit dient te zien tegen de achtergrond van de verhoging van de belasting op onroerend-goed. Het ging toen om een bedrag van onge veer 150.000,Nu kan men wel begrijpen dat hij moeite heeft met het feit dat aan het einde van de rit een kleine 900.000,wordt overge houden. Hij dringt er dan ook op aan dat men in de loop van het jaar op de hoogte wordt gehouden van het feit of men een voordelige of een na delige rentelast heeft. Het lid VAN DER GRAAF zegt te willen voorstellen om de kwestie met be trekking tot de wens van gedeputeerde staten, inzake het opnemen van de kapitaallasten, aan de orde te stellen in de commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zaken. Overeenkomstig het advies van bedoelde commissie kan dan bij het opstellen van de begroting 1978 gehandeld worden. Het lid N. VAN HOOF zegt dat hij de opmerking van de heer van der Graaf in deze niet juist acht. Deze kwestie dient bij de begrotingsbehandelingen in de raad aan de orde te komen. De VOORZITTER zegt dat de heer N„ van Hoof suggereert het niet eens te zijn met het volledig opnemen van de dekkingsmiddelen van investeringen. De heer Rennings vraagt of er argumenten zijn om voetstoots over te nemen wat het college van gedeputeerde staten zegt of wenst. Burgemeester en wethouders zijn van mening dat, als men een voldoende kritisch beoordeeld investeringsplan heeft, waarvan men met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan zeggen dat dit ook uitgevoerd zal worden, er voor een dergelijk plan, mede ook omdat het de aanzet is tot de nood zakelijke dekkingsmiddelen voor toekomstige jaren, de nodige dekkings- middelen in feite aanwezig zijn in het jaar dat het geraamd wordt. Structureel moet men dekkingsmiddelen aanwezig hebben, anders is een uit gaaf op langere termijn ook niet verantwoord. Het college wil het voor stel tot het doen van investeringen kritisch benaderen en er niet vanuit gaan dat de gemeente een regenbui van D.A.C.W.-subsidie zal krijgen, maar dat getracht zal worden reëel in te schatten wat er van de D.A.C.W. aan subsidie te verwachten is. Het restant van die kapitaallasten, alsmede die van andere kleine investeringen of uitgaven, die verband houden met het machinepark van gemeentewerken of de brandweer, worden gedurende het gehele jaar gedragen. Vandaar dat het college gezegd heeft dat het reëel is wat gedeputeerde staten vragen. Die vraag kan heel goed aan de orde komen als het college met een dekkingsplan voor de te verwachten in vesteringen voor 1978 komt. Dit neemt niet weg dat bedoelde commissie ook bestemd is om van de zijde van de leden van de commissie zaken vooraf aan de orde te stellen. Met betrekking tot de signalering van de rente overschotten kan aan de wens van de heer N„ van Hoof tegemoet gekomen worden.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1977 | | pagina 189