-3-
bouwwerken. Hij ziet niet in dat het recht geweld wordt aangedaan wanneer
die bepaling zo wordt uitgelegd dat binnen die maatstaven een dergelijke
serre kan worden gebouwd»
Het lid DE VETH zegt dat hij de heer Stenfert groot gelijk geeft, wanneer
deze zich verzet tegen de afbraak van zijn plantenserre. Vooral omdat deze
serre voor studiedoeleinden van zijn zoon noodzakelijk is. Mogen de mensen
tegenwoordig geen hobby meer hebben, zo vraagt spreker. De een houdt
duiven en/of andere vogels, de ander heeft een serre voor het kweken van
planten. De meesteinoners hebben voor deze hobby's geen vergunning van
gemeentewege. Moeten deze bewoners dan allemaal hun hobby afbreken, zo
vraagt hij. Dat zou absurd zijn. Ook de serre van de heer Stenfert heeft
dus recht op behoud. Hij zou het college willen verzoeken bedoelde planten
serre te laten staan. Laat deze mensen er gelukkig mee zijn.
De VOORZITTER zegt dat de heer Brouwers bepleit of er nagegaan kan wor
den dat er uitzonderingsbepalingen in alle bestemmingsplannen kunnen worden
opgenomen. Bij alle bestemmingsplannen dient voor zij door de raad worden
vastgesteld, op grond van het besluit op de Ruimtelijke Ordening voor
overleg met de P.P.D. plaats te hebben. De raad kan in afwijking hiervan
altijd besluiten nemen. Alleen is dan wel het probleem dat de noodzakelijke
goedkeuring van gedeputeerde staten op die manier aan een zijden draad
komt te hangen. De P.P.D. fungeert daarbij als adviesorgaan. Het is vooral
de P.P.D. die zich verzet tegen al te ruime omschrijvingen in bestemmings
plannen. Deze dienst wil een zo strikt mogelijke formulering. Bij het
bestemmingsplan Velletri is zelfs goedkeuring onthouden aan een bepaling
omdat deze nog niet concreet genoeg was omschreven. Hij vreest dat een
studie, zoals de heer Brouwers vraagt, tot niets anders zal leiden.
Het bestemmingsplan Velletri-Oost is eigenlijk in dat opzicht een po
sitief voorbeeld hoe iets er tussen door kan glippen. Er is inderdaad
een bepaling, zoals de heer Rermings suggereerde, waarbij aan het college
- het is misschien niet de bedoeling geweest deze bepaling zo te gebruiken
de bevoegdheid is gegeven kleine bouwwerken, niet voor bewoning bestemd,
toe te staan. Er is wel een maximum aan oppervlakte gesteld en wel 6m2.
Deze vrijstellingsbepaling biedt ook geen soulaas voor de onderhavige
kwestie. De heer van der Graaf maakt een vergelijking met iets dat de in
druk wekt geen bouwwerk te zijn. Een serre valt onder de termen van de
bouwverordening, daar gesteld wordt dat dit een bouwwerk is. Het college
dient als dagelijks bestuur de wetten en verordeningen uit te voeren.
De heer van der Graaf sloot zich aan bij de suggestie van de heer Brouwers
en verbond hieraan een beroepsprocedure. Hij denkt dat dit evenmin de
goedkeuring van gedeputeerde staten zal verkrijgen. De suggestie om de
brief niet te verzenden zou hij willen afraden, daar het voor het college
erg moeilijk wordt, want wat moet het college dan met al die zaken die
de raad geregeld en ter uitvoering aan het college heeft toevertrouwd,
dan nog doen. Naast de voorschriften en bepalingen, in de bouwverordening
en het bestemmingsplan vastgelegd, dient een bouwplan nog beoordeeld te
worden ten aanzien van welstand. Naar hij zich heeft laten vertellen zal
Bouwtoezicht West-Brabant, aan wie de beoordeling ten aanzien van wel
stand is toevertrouwd, geen genadig oog hebben voor hetgeen hier is opge
richt.
Dan blijft er nog een derde probleem. Hij kan zich best voorstellen, ge
zien de argumenten die de heer Stenfert en zijn zoon aan het huisadres
van de raadsleden hebben gericht, dat de heer de Veth zegt: "laat die
serre toch staan". Daar staat echter tegenover dat de raad een bestemmings
plan heeft vastgesteld en daarmee dacht goed te doen. Hij begrijpt daarom niet