-14-
De VOORZITTER zegt dat de opmerking in het pre-advies over de ditricts-
katecheet geen betrekking heeft op de verordening maar op punt c, waar
van de commissie gezegd heeft: raad zeg tegen burgemeester en \«/ethouders
dat zij daar bij de voorbereiding rekening mee houden»
Het lid KOK zegt het wel op prijs te stellen dat voortaan dergelijke
verordeningen bij de stukken voor de raadsleden worden gevoegd»
Het lid No VAN HOOF zegt in deze met de heer Kok mee te kunnen gaan=
In het verleden was het de gewoonte een dergelijke verordening bij de stuk
ken voor de raadsleden te voegen»
De VOORZITTER zegt toe in de toekomst daarop attent te zijn. Mocht het echter
vergeten zijn, dan kan men altijd een copie vragen* Het lid No VAN HOOF zegt
nog even te willen ingaan op de antwoorden, welke gegeven zijn op opmerkingen
in eerste instantie gesteld» Hij zou het amandement van de heer van der
Graaf met betrekking tot artikel 18 inzake het ledental te willen onder
steunen o Hij zou willen voorstellen in het eerste lid het ledental te
stellen op 1/4 en in het tweede lid op 1/3°
V/at het antwoord aangaande de opmerking op artikel 23 kan hij meegaan. Hij
wil alleen nog voorstellen dat, als burgemeester en wethouders een start-
of overbruggingssubsidie hebben verleend, de raad hiervan in de eerst
volgende raadsvergadering op de hoogte wordt gesteld.
Hij zou nog graag een verdere uitleg willen hebben over artikel 23, daar dit
artikel een uitholling is van artikel 4.
Met de opmerking van de heer van der Graaf over artikel 26 kan hij volledig
meegaan»
Het lid RENNINGS zegt dat de opmerking van de heer van der Graaf over arti
kel 18 - dat men van subsidie wordt uitgesloten - door toevoeging van een
woord te ondervangen is. Er staat namelijk niet dat er twee peildata zijn.
Als men eist dat bij twee achtereenvolgende peildata het criterium niet
gehaald wordt dan heeft elke vereniging een half jaar de tijd om aan het
vereiste kwantum te komen.
De VOORZITTER zegt dat het college de opmerkingen over jeugd- en culturele
verenigingen mee zal nemen om dan later eventueel met een wijzigingsvoor-
stel te komen. De heer van der Graaf vraagt of de commissie belast kan wor
den met het formuleren van technische eisen voor verenigingen, die niet
onder de verordening vallen. Daartoe is een poging gedaan en ook die is op
niets uitgelopen. Een aantal van die punten hebben v/ij wel gevonden en die
hebben wij hier bij elkaar gezet. Verder te gaan zag de commissie eigen
lijk niet zitten»
Het gestelde in artikel 2, lid 1, sub f, zou hij aan de orde willen stellen
als over deze zaak gestemd wordt.
In artikel 3, lid 1, staat dat het verzoek ingediend moet worden bij
burgemeester en wethouders en dus niet aangevraagd of gericht aan het college.
Hij neemt aan dat er geen bezwaar is tegen het voorstel van de heer van
der Graaf om de in artikel 21, lid 2, gestelde termijn te laten vervallen.
Dit is zelfs een verbetering, zo dacht spreker.
Het lid BROUWERS zegt dat de commissie met die termijn wel een bedoeling
heeft gehad. Het uitgangspunt was dat als een vereniging gaat investeren men
dan geruime tijd vantevoren weet wat dat gaat kosten. De commissie heeft toen
gezegd: laten wij dit verordeneren. Het hoeft echter niet opgenomen te worden.
De VOORZITTER zegt dat de commissie er toch ook geen bezwaar tegen zou heb
ben om deze termijn te laten vervallen. De heer van der Graaf heeft bezv/aar
tegen artikel 18, daar hierin geen overgangsregeling is opgenomen. Hij zegt
dat dat in feite niet nodig is, daar men een vereniging, welke niet voldoet
aan het gestelde in artikel 18 of waarvan de erkenning is ingetrokken,
altijd buiten deze verordening om subsidie kan verlenen. Men moet dan wel