- 17 - organisatie kunnen inpassen. In de publiekrechtelijke wereld komt men dit niet zo tegen. Die grote organisatie moet bovendien, temeer omdat deze in een groot geografisch gebied moet werken, bijzondere aandacht besteden aan onderling overleg. Dit zal betekenen, dat het in het veld op kosten- verzwaring lijkt. Bovendien zijn een aantal taken, die mogelijk in de dienst gezondheidszorg zullen worden ingebracht, niet zo zeer functioneel maar veel meer worden deze gekenmerkt door het onderhouden van relatie. De brandweer en de vuilverwerking zijn functionele organisaties. Jeugdge zondheidszorg, schoolartsendienst en schooltandartsendienst scheppen echter een relatie tussen de werkers in het veld met cliënten of patiënten maar vooral ook met het onderwijzend personeel. In die relatie zal er een uit wisseling komen van gegevens in de loop van het jaar, waarop de medicus zijn diagnose kan stellen. Naar zijn gevoel moet men benadrukken dat de kwaliteit van de openbare gezondheidszorg in belangrijke mate zal worden bepaald door de relatie tussen de begeleider of onderwijzer enerzijds en de veldwerkers anderzijds. Hij mist bij de ter inzage liggende stukken de visie van de bestaande diensten en de klanten of onderwijzers op de wijzi gingen. Voorts vraagt hij zich af hoe zich deze ontwikkeling verhoudt van een groot-schaligheid naar grote organisatie ten opzichte van de eerste lijnfilosofie in de gezondheidszorg. Hij vraagt zich af of je jeugdge zondheidszorg, schoolartsendienst en schooltandartsendienst niet moet zien als een vorm van eerste lijn. Al deze zaken acht hij noodzakelijk voordat je een principiële beslissing - als je je uitspreekt over de bereidheid om te gaan samenwerken - neemt. Weliswaar hebben ambtenaren, die deze zaak hebben voorbereid, een aantal zaken naar voren gebracht, waar hij zich wel bij voelt. Er is gesproken over handhaven van de kwaliteit. Ofschoon hij zich dan afvraagt, hoe weet men dat en welke maatregelen neem je dan dat de kwaliteit gehandhaafd blijft. Het bestuurlijk orgaan, de gewestraad, heeft naar zijn mening niet expliciet gemaakt, dat zij deze beleid«lijnen van de ambtenaren, die deze zaak hebben voorbereid, overnemen.,Als hij met name uit de reacties van een aantal instanties op de interim-rapporten ziet dat Roosendaal enerzijds zegt dat zij vindt dat het voorzieningen pakket op stad en platteland gelijk moet zijn en dat verder moet worden ge waakt, althans zo interpreteert hij het, dat de voorzieningen niet verder af moet komen te liggen, dan kan hij het daar mee eens zijn. Minder eens kan hij het zijn met de stelling dat er moet worden gestreefd naar specia lisatie. Het aantal medewerkers van deze dienst is niet zo groot. Als je gaat spreken van specialisatie in zo'n groot gebied, mede gelet op het contact dat er moet zijn en mede gelet op het feit dat het een eerste lijn organisatie moet zijn, dan zegt hij moet je nu wel specialiseren; moet je niet generaliseren. Maar het meest frappant spreekt hem toch aan de reactie van het college van gedeputeerde staten. Dit zegt dat naar de mening van het college, uit een oogpunt van service-verlening het voor de hand ligt dat in een vrij omvangrijk gebied enkele dependances moeten worden gesticht. Dit is weliswaar door de technische commissie enkele keren aan de orde ge steld. Hij vindt deze principiële beslissing dermate belangrijk dat hij meer gerustheid had gehad als de gewestraad of het betreffende bestuur deze aanzet had overgenomen. Zijn fractie is van mening dat de raad vandaag meer doet dan alleen een principe-beslissing nemen. Tevens is zijn fractie van mening dat de raad voor dat deze een principe-beslissing neemt, ten minste moet weten welke beleidslijnen het gewestelijk orgaan hiervoor heeft voor gesteld. Misschien dat de voorzitter of de leden van de gewestraad hier meer over kunnen zeggen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 86