- 7 -
moet doen. Dit geldt temeer, omdat wij bij onze informatie bij peuter
speelzalen elders - en dan refereer ik hoe ik dat in Gouda en hoe ik het
in Rotterdam heb aangetroffen - waar de bijdrage aanzienlijk hoger ligt.
Maar nogmaals dat is niet in de eerste plaats ons punt. Wij zijn het in
bijzondere mate oneens met de stelling, die met name het bestuur heeft
geuit, dat vrijwilligsters eigenlijk normaal beloond zouden moeten '.wor
den in plaats van de bijdrage, die zij thans krijgen. Tegen deze stelling
hebben wij niet alleen principiële maar ook practische bezwaren. De stel
ling dat activiteiten van personen/burgers met name in de sociaal-culturele
sector alleen worden gewaardeerd door salaris achten wij achterhaald.
Waardering komt er ook wel in het bijzonder door een persoonlijke ontwikke
ling, menselijke contacten, het leren aan en van elkaar en de innerlijke
bevrediging zich in te hebben gezet voor een goede zaak. Naar mate het
arbeidsproces eentoniger wordt zal de mens behoefte krijgen elders zijn
creativiteit te uiten. Wij durven de stelling aan dat assistentie - en
dat geldt niet alleen voor peuterspeelzalen, maar daar kom ik dadelijk op
terug - om niet zou moeten geschieden. Dan hebben wij ook praktische be
zwaren tegen deze stelling. Waarom vrijwilligers in peuterspeelzalen - en
wij zouden dat geen ouderparticipatie maar moeder-participatie willen
noemen - wel moeten worden beloond en de hulp, die tientalle. ouders in
de Oudenbossche basisscholen verlenen, niet moet worden beloond. Hetzelfde
geldt voor de jeugd- en sportverenigingen. Ook daar zijn tientalle ouders
die zich inzetten in de vorm van leider van een elftal, van een club of
die zich inzetten om de mensen voor het ter plekke te brengen bij uit-wed-
strijden. Onze moeders van peuters nu zijn de moeders van kinderen voor
de toekomst en voor de volgende toekomst voor overmorgen zijn dat de moe
ders van kinderen, die in sportverenigingen zitten. Als je nu de principi
ële stelling aangaat dat dergelijke activiteiten beloond moeten worden dan
kom je vandaag of morgen voor het feit te staan, dat je ook dit soort za
ken moet belonen, Wij vinden dat dit anno 1976 beslist niet noodzakelijk
is. Sterker nog: wij vinden dat zeker in een tijd dat de vrije tijd toeneemt,
dit een zinvolle besteding van de vrije tijd kan zijn en bovendien bij kan
dragen tot de verdere ontwikkeling van de mens. Wij zijn echter van mening
dat je de klok niet terug kunt draaien. Over 1975 gaan wij uiteraard ak
koord. Maar gelet op deze stellingname zijn wij van mening dat voor de
komende jaren een beleidsbijsturing nodig is. Als je bijvoorbeeld die
bijdrage aan de vrijwilligers- in twee of drie jaar afbouwt, dan geef je
het bestuur de kans zich ten aanzien van dit probleem te heroriënteren
en derhalve stellen wij voor om de subsidie over 1976 met 1.500,te
verlagen.
De VOORZITTER. De heer Kessel heeft gezegd over 1975 geen problemen te
hebben. Over 1976 alleen beschikbaar stellen het bedrag van 5-320,en
eventueel de contributie/bijdrage met ƒ1,per ochtend c.q. middag te
verhogen. Ik moet u zeggen: wij hebben vrij uitvoerig roet het bestuur van
gedachten gewisseld toen zij met hun begroting bij ons kwamen. Wij hebben
hen gevraagd - en die hebt u ook ter inzage zien liggen - de argumentatie,
die zij bij ons op tafel brachten nog eens een keer in een schrijven aan
ons, wat wij dan aan u ter inzage konden leggen, naar voren te brengen.
Ik wil u zeggen dat wij ook met hun uitvoerig die bijdrage hebben besproken.
Ik ben het helemaal eens met wat door de heren Brouwers, van der Graaf,
Rennings en Kok gezegd is, dat er het gevaar inzit, dat als zij die bij
drage gaan ver'hog'en, het toch voor een aantal gezinnen moeilijkheden op-