- 8 -
eens, maar degenen, die de tot standkoming van de schoolbegeleidingsdienst
gevolgd hebben, welke nog niet bestaat, hebben kunnen ontdekken dat van
de zijde van de katholieke onderwijzersvereniging gepleit is voor een zo
danige invulling van het bestuur dat de katholieke identiteit gewaarborgd
zou zijn. Dan zegt hij: moeten wij dan twee instanties subsidiëren die
eigenlijk beide hetzelfde willen? Deze hele zaak staat dan eigenlijk op
losse schroeven. Het zou verstandiger zijn dat de Stichting Dekenaat
Roosendaal eens ging praten met de commissie, die bezig is om de Stichting
Schoolbegeleidingsdienst op poten te zetten. Zij zouden eigenlijk beide
onder hetzelfde vaandel moeten gaan varen. Doen zij dat niet dan is hij
van mening dat de schoolbegeleidingsdienst op algemene grondslag geschoeid
zou moeten zijn. De kreet van: wij vallen de katholieke 'idenditeit be
waren is dan niet juist. Van tweeën één. Of een zodanige algemeenheid van
de schoolbegeleidingsdienst dat er van alle kanten gebruik van gemaakt kan
worden. Dan is de Stichting Dekenaat Roosendaal erop zijn plaats. Of met
name die, die de katholieke idenditeit willen. Dan zegt hij volg dan het
advies van Vereniging van de Nederlandse Gemeenten en schaar je daar on
der. Hij kan zich voorstellen dat er besloten werd om deze subsidie een
malig te verlenen om dan af te wachten wat er uit de wens - hij hoopt dat
het een wens is - voort kan vloeien. Dan kan hij zich hiermede verenigen.
Men begrijpt wel dat hij niet tegen het subsidiëren als zodanig is.
De VOORZITTER zegt bij de voorbereiding van dit punt de notulen van
de vergadering van 20 november 1975 te hebben nagezien-. Hij dacht begrepen
te hebben dat er vanavond hierover nauwelijks een discussie geweest zou
zijn, omdat artikel 3 vervallen was en de aanhef was omgezet, zodat er
nu .sprake is van een algemene regeling. Als men nu zegt hij, lijkt wel
algemeen; maar er wordt gesproken van godsdienstleraren en dat is geen
gebruikelijke benaming voor raadslieden of hoe dit ook in lagere school
sfeer mag heten uit humanistische kring, dan kan hij het niet met hem on
eens zijn dat het dan wellicht aanbeveling verdient om het begrip gods
dienstleraren nader te omschrijven. Hij dacht dat het voor protestants-
christelijk godsdienstonderwijs wel een gebruikelijke benaming zou zijn,
maar als je toch aan het verfijnen bent dan kan men voor het humanistisch
onderwijs wellicht een betere benaming vinden. Wat de schoolbegeleidings
dienst betreft, merkt hij op dat dit een stichting is, geen overheids
organisatie zijnde en die niet door een gemeenschappelijke regeling tot
stand gaat komen maar door het particuliere initiatief van katholieke
mensen. Dit staat niet in de weg dat een dergelijke activiteit ook kan
worden opgezet door degene, die dat niet onder een katholiek vaandel wil
len doen. Men zoundaarmee bij een verordening voor de schoolbegeleidings
dienst rekening moeten houden, om dan het algemene karakter voor de school
begeleidingsdienst veilig te stellen. Hij dacht, dat het niet zo was om de
medewerking aan deze Stichting Dekenaat Roosendaal afhankelijk te stellen
van de openstelling van de schoolbegeleidingsdienst of de inbouw daarin.
Hij gelooft dat men niet zo ver met het inmengen in het particuliere ini
tiatief zouden moeten gaan. Men begrijpt wel uit het feit dat de rest van
de raad niet wil reageren, dat daarmee - voor het éénmalig subsidie ver
lenen - geen medestanders zijn te vinden.
Het lid BROUWERS zegt dat dit in de intentie van de hele regeling zit
en ook in de intentie van de eerdergevoerde discussies. Hij is het er in
derdaad wel mee eens dat de naam godsdienstleraar een bredere basis moet
hebben, maar dat dit aan de intentie van de regeling als zodanig niets af