- 9 - het ziekbed heb geschreven, maar voordat ik kennis had genomen van het geen u voornemens was te gaan zeggen, toch wel enigszins kunnen antici peren op het moment wat u daar aanhaalde. Ik heb dan ook met alle duide lijkheid willen stellen dat u zeker wat mij betreft, op alle onpartij- tigheid in het bestuur van onze gemeente mag rekenen. Mijnheer van Elzakker, U hebt namens de raad buitengewoon vriendelijke woorden van welkom aan het adres van mijn vrouw en mij toegewuifd. Ik kan me voorstellen dat bij u hetzelfde gevoel heeft geleefd als bij het college van burgemeester en wethouders. Ik kan in deze situatie moeilijk anders dan u toezeggen dat u wat dat betreft op me mag rekenen, maar ik realiseer me dat het een kwestie van afwachten wordt. Ik realiseer me ook dat daarom juist de kwetsbaarheid van mijn positie zeker in de eerste maanden veel groter is dan die zou zijn van een burgemeester, die hele maal zou voldoen aan de profielschets, zoals die uit uw raad is gekomen. Op mijn inzet kunt u rekenen. Op mijn energie, die ik hoop dat ze om vangrijk is, nog steeds dan, als u hem schetste, kunt u rekenen en ik stel het buitengewoon op prijs daar bij te mogen rekenen op de medewer king van de gemeenteraad. U hebt, mijnheer van Elzakker, een buitenge woon gevoelig punt aangestipt, hoewel u dat misschien niet wist. Toen ik op een goed moment van de Commissaris van de Koningin in de provincie de profielschets toegezonden kreeg, die vanuit deze raad was opgemaakt, hebben mijn vrouw en ik eigenlijk enigszins versteld gestaan van het feit dat er geen eisen waren geformuleerd met betrekking tot de.echtge note van die burgemeester. Nou heb ik het zoeven wel gehoord; u had een heel profiel. Daar heeft de Commissaris overigens niet op geselecteerd. Hij heeft niet de kans gehad. Ik hoop dat ik de burgemeester mag zijn, die u met zeven bijvoeglijke naamwoorden zo fraai typeerde aan het einde van uw rede. Vastberaden, mild. Vat mij het meeste aanstaat uit het lijst je, hoewel ik er geen enkele van weg wil laten was toch wel: rechtvaar dig. Mijnheer de secretaris, IJ hebt de geschiedenis van Oudenbosch in vogel vlucht laten passeren. Ik had het voorrecht om een voorganger te hebben, die aan het einde van zijn ambtsperiode de gelegenheid had om het even bij elkaar te schrijven voor zijn opvolger. Ik heb in mijn installatie rede al gezegd dat de verwevenheid tussen onze gemeente en met name de geschiedenis van de Vaderlandse Katholieke Kerk zeer duidelijk naar voren is gekomen. We dragen als gemeente in advertenties en in onze briefhoof den die verbondenheid ook zeer nadrukkelijk uit, dacht ik. Ik geloof dat te functioneren in deze gemeente met zich moet brengen dat je wil func tioneren in het voorste echelon, waar het gaat om het in stand houden van die monumenten, die zo typerend zijn voor onze gemeente, kunt mij daar naast u weten, want ik weet dat u zelf ook in dat voorste echelon strijdt. Wat de bestuurlijke reorganisatie betreft, mijnheer de secreta ris, dat is natuurlijk een onderwerp dat weinig gemakkelijk is om op dit moment aan te snijden. Ik dacht dat bij de varianten, die er op dit moment op tafel liggen best wel één te vinden is die in de geest van Thorbecke de problemen van 1976 en de toekomst wil opvangen zoals de organisatie, zoals die nu functioneert, dat vanaf 1851 gedaan heeft. Uw welkom, mijnheer de secretaris, hebben wij ook in het verleden, in het recente verleden, bij de contacten, die wij met u mochten hebben, zo spontaan ervaren als u het aan het einde zei. V/ij hopen dat wij, mijn echtgenote en ik, dat spontane vertrouwen niet zullen beschamen."

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 68