- 33 - Het lid VAN ELZAKKER zegt eigenlijk tegen het voorstel te zijn. Hij is tegen fusie. Hij ziet dit in deze tijd niet graag. Hij moet eerst zien of het werkelijk noodzaak is, dat het maatschappelijk werk en de gezins zorg zo blijven functioneren, zoals deze nu functioneren en of dit het zelfde zal zijn wanneer zij bij elkaar gaan. Men kan dan straks wel zeg gen: je krijgt geen subsidie meer,maar dan moeten er nu wel voorwaarden gesteld worden, zodat men weet waar men aan toe is. Er moeten dan ook be paalde regels gesteld worden, zodat de belangen van onze inwoners voor de volle 100% gediend worden. Hij heeft hieromtrent geen zekerheid omdat er geen begroting is en omdat hij niet weet wat dit alles gaat kosten. Daar is geen enkele indicatie voor. Hij gunt het M.C.O. het allerbeste, maar ziet niet in dat zij ni*t zouden kunnen samenwerksn, zonder te fu seren. Vijf minuten voor twaalfen moet men hier beslissen over een zaak die men nog niet kan overzien. Als wij over deze zaak nog meer informatie willen dan dacht hij dat het verstandig was om het voorstel, dat de heer Rennings heeft gedaan, te volgen. Tot 1 juli hebben zij de gelegenheid. Dat is het gestelde ultimatum. Een ander punt, dat hij nog wil zeggen, is dat hij samenwerking in gewestelijk" verband voorstaat. Er zouden in het gewest wel voldoende partners gevonden kunnen worden, waardoor men, op grond van de samenwerking in de gewestraad, meer armslag zou hebben. De gevaren zijn groot. Dit hebben wij kunnen zien bij het eventueel samen werken van het Wit-Gele Kruis met de grote steden. Toen is ook gezegd:het is nu nog geen vijf voor twaalf. Hij is niet voor een ultimatum. Hij is er voor om dit voorstel nog even aan te houden. De VOORZITTER zegt voorop te willen stellen dat wij bij de keuzeq die wij nu doen, ons moeten realiseren dat het moet gaan om het belang van diegenen, die zijn aangewezen op het goed functioneren van de ge zinszorg en maatschappelijk werk. Dit gebeurt op dit moment blijkens de discussie in deze raad tot ieders tevredenheid. Het gebeurt wel door vrijwilligers; zij doen dit in hun vrije tijd. Het is nu de vraag of de bereidheid aanwezig is om dit in de vrije tijd te blijven doen. Hij heeft welde indruk dat deze vraag bevestigend beantwoord zal worden, omdat hij ook over de mogelijkheden die er zijn, overleg heeft gejiad. Hij dacht toch dat het belang van diegenen, die hiervoor zijn aangewezen, voorop moet staan. Als daarmee het besluit tot aanhouden te verenigen is dan zou hij zich daar best in kunnen vinden. Aan de andere kant zitten er in de pleidooien, die zijn gehouden om het voorstel niet aan te houden, zaken die net zo duidelijk zijn als de argumenten voor het aanhouden. Hij dacht dat het in zoverre duidelijk is dat de bereidheid tot op dit moment bij anderen dan M.C.O. niet erg groot is. Het kan zijn dat daarin verandering wordt gebracht door de opstelling van de laatste gemeente, die met ons nog een uitspraak moet doen en een verklaring af moet geven. Zou die verandering er niet komen dan komt het Maatschappelijk Centrum Oudenbosch in een vacuum-positie, waarbij het functioneren van het Maatschappelijk werk in eerste instantie afhankelijk wordt van de bereidheid van vrij willigers om het te coördineren en in tweede instantie afhankelijk wordt vande vraag of de minister na 1 juli 1977 nog bereid zou zijn om te sub sidiëren. Zou dit laatste niet het geval zijn dan zou het onuitvoerbaar zijn vanwege de financiële lasten. Als wij het besluit nemen om vanavond de zaak niet aan te houden, maar conform het preadvies te besluiten, dan ontstaat er een situatie, zoals die elders in West-Brabant ook bestaat en' wel bij de gemeenten Steenbergen en Nieuw-Vossemeer, die de dreiging van het intrekken van de subsidie gaan bekampen door zelf een gesprek met de staatssecretaris te gaan hebben. Zij laten zich daarbij leiden door de ge dachte dat het werk nu goed functioneert en zij weten niet of dat dit in

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 279