- 19 - door de consument en elke consument produceert vuil, dan zou men, door redenerend, kunnen zeggen: Dan betalen wij dus ook uit de algemene mid delen de reirigingsdienst. Verder moet het van zijn hart dat insiders - zowel de heer Rennings als de heer van der Graaf zijn dit naar zijn mening - moeten weten dat nu tussen de vergoeding plastic-zakken en de werkelijke kosten, die daar tegenover staan, geen enkele relatie bestaai;Daar van gebruik makend en zeggend van: als je het systeem wijzigt dan laat je dat los, zet naar zijn mening geen zoden aan de dijk. Het systeem als zodanig is op dit moment wat dat betreft, reeds onrechtvaardig te noemen» Van de kant van zijn fractie is de voorgestelde wijziging een eerlijke poging geweest om in ieder geval iets te doen aan de verbetering van het milieu» Wij proberen respect te hebben voor ieders standpunt in deze, al kan dit bij hem op dit moment niet de indruk wegnemen dat een aantal aangevoerde argumenten zelfs hypocritisch overkomen» Wat betreft het ge stelde door de heer van der Graaf met betrekking tot de wijziging van de rioolrechten suggereert deze dat met name gesteld zou zijn dat degene, die voorstellen om de reinigingsrechten te wijzigen, aan de andere kant stellen dat rioolretributie naar gebruik betaald zou moeten worden» Bij zijn fractie heeft dit motief ten grondslag gelegen aan het wijzigen van de rioolrechten. Het heffen van 86,voor eenieder is een onbillijke zaak» Dit is vooral bedoeld voor de alleenstaanden. Deze mensen worden onrechtvaardig getroffen door het huidige rioolrecht. Dit heeft bij zijn fractie ten grondslag gelegen om te komen tot een differentiatie in het tarief. In antwoord op hetgeen gesteld is m.b.t. politie en justitie is hij het met de voorzitter eens dat het goed functioneren van rijkspolitie en justitie noodzakelijk is voor de naleving van de vastgestelde regels en wetten. Hij is het echter oneens wanneer men het optreden van politie en justitie stelt in plaats van mogelijke wijzigingen van bestaande rege lingen of verordeningen, die misschien tot hetzelfde doel kunnen leiden. Hij blijft nog steeds twijfelen aan hetgeen door de heer du Pont is ge steld namelijk dat het de meerderheid van het college ernst is met het ver-' beteren van het milieu en wel om reden dat de voorstellen daartoe op dit moment nog ontbreken. De heer du Pont heeft gezegd dat er veel meer aspec ten aan het milieu zitten. Dat heeft ook hij onderkent. Zijn fractie heeft het aspect van de reinigingsdienst daaruit gelicht en daarvoor een wijzi ging voorgesteld. Men stelt dat het huidige systeem goed en rechtvaardig werkt. Hij meent dit te moeten aanvechten. Men kan overal zien in welke mate het goed functioneert» Het lid BROUWERS zegt nog enkele vragen te hebben naar aanleiding van de gegeven antwoorden. Dit betreft het fonds grote xverken. Het is hem nog steeds niet helemaal duidelijk nu wat te wachten, in die zin, dat ge probeerd wordt relaties te leggen tussen het vormen van die reserves en de mensen, die dit bijeengebracht hebben en wat men daarmee kan gaan doen» Met andere woorden hoe hoog mosten die reserves dan opgevoerd worden? Is daar een plafond voor? In het antwoord is gezegd dat een exacte detaille ring in objecten, welke daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen, moei lijk te geven is. Belangrijk is dat ook niet» Nu zegt hij: juist wel, want hij vindt dat men met die reserves iets kan doen» Als wij dan niet weten hoe hoog deze moeten zijn om verantwoord aangesproken te kunnen worden, hoe lang gaat het dan duren? Zijn er nu helemaal geen concrete plannen van burgemeester en wethouders met betrekking tot deze zaak? Men zou ook kunnen zeggen: als wij voorstellen hebben, dan zouden wij die inderdaad kunnen doen als raad. Dan zit men we1 voor het dilemma dat het college zegt dat het percentage niet hoog genoeg is» Men zal van gedeputeerde sta ten dan zeker geen goedkeuring verkrijgen. In feite zou men daaruit moeten

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 265