- 6 -
tie staat volledig achter dit idee.
Het lid VAN DEK GRAAF zegt - reagerend op de vraag: hoe moet het
dan - van plan te zijn om in de gewestraad het voorstel zoals dat er op
dit moment ligt, te amenderen. Hij wil de gewestraad vragen te besluiten
tot het benoemen van een voorzitter van een van beide genoemde gemeenten
voor de duur van een half jaar en de vice-voorzitter te benoemen uit de
gewestraad. Tegen dit laatste is geen enkel bezwaar. Het mag niet eens
anders. Men heeft dan een half jaar om zich te bezinnen op de vraag: hoe
gaan we nu verder. heeft men dan een half jaar om te bezien wat de
hieraan verbonden financiële consequenties zijn. Het probleem van de
financiële consequenties kan dan ook in de deelnemende gemeenten bekeken
en besproken worden. Hij dacht dat dit op dit moment een haalbare kaart
zou zijn, temeer daar er nog meer gemeenten bekend zijn, waar men moeite
heeft met het voorstel van het dagelijks bestuur, zoals dit er nu ligt.
Het lid VAN ELZAKKER zegt met genoegen de opmerking van de voorzit
ter in het verslag van de commissie van advies en bijstand te hebben gele
zen. Op langere termijn voelt hij wel voor dat idee. Op het ogenblik ziet
hij de mogelijkheid nog niet om het direct te verwezenlijken. Hij gelooft
dat men er verstandig aan doet om te proberen wat de commissie van advies
en bijstand bereikbaar val maken. Dit is zijns inziens een redelijke zaak.
Het gaat er nu over of men dat ineens kan. Men moet voorzichtig proberen
de balans in evenwicht te krijgen en niet dat hij overslaat naar het idee,
dat zojuist werd gelanceerd. Hij ziet niet in dat het noodzakelijk is dat
de voorzitter en vice-voorzitter de burgemeesters van de grote gemeenten
moeten zijn. Men moet daarnaast ook onderzoeken of er een geschikte kan
didaat is. Deze zijn er wel maar deze moeten het ook willen doen. Hij mag
aannemen dat elke burgemeester daarvoor absoluut bekwaam is. Maar het gaat
er om of deze dit ook ambieert.
De VOORZITTER zegt dat dit ook juist het verschil is tussen de op
merking van de heer van der Graaf en die van hem. Hij zei dat hij de op
lossing nog niet ziet. De heer van der Graaf zegt: men moet het een klein
beetje vooruitschuiven en over een half jaar opnieuw over deze zaak pra
ten.
Het lid VAN DER GRAAF zegt het gevoel te hebben dat zowel bij de
heer Brouwers als bij de heer van Elzakker een misverstand aanwezig is.
Hij meent namelijk te horen dat zij denken aan een voorzitter, een burge
meester, van een andere deelnemende gemeente. Dat is het persé niet.
De VOORZITTER zegt de indruk te hebben dat de bevindingen niet zo
erg ver uit elkaar liggen. Hij dacht dat zij de gewestraadsleden gerust
op 22 november de arena konden laten betreden.
Besloten wordt:
a. De stukken, vermeld onder 1 t/m 5, 7 t/m en 17 t/m 23 voor kennis
geving aan te nemen.
b. De stukken, vermeld onder 6, 15 en 16 te verwijzen naar het college
van burgemeester en wethouders. Het stuk, vermeld onder 15> voor wat
de centrale antenne-inrichting betreft, te verwijzen naar de commis
sie beheer centrale antenne-inrichting.
Beantwoording gestelde vraag in de raadsvergadering van 21-10-76.
Het lid RENNINGS zegt dat er zich langzamerhand een ontwikkeling met
betrekking tot de onroerend-goedbelasting voordoet. Een aantal gemeenten
vraagt zich steeds nadrukkelijker af of het wel terecht is dat rijkswegen,
provinciale wegen, spoorbanen en misschien nog meer, vrijgesteld worden
van de onroerend-goedbelasting. De wet schrijft dit niet voor. Als hij
het goed begrepen heeft is dit het gevolg van een model, dat van de Ver
eniging van Nederlandse Gemeenten is ontvangen. Hij zou willen vragen of