- 3 -
op een oud stokpaardje van hem, namelijk het instellen van commissies.
Met een commissie kan men bereiken dat het hierin wat uitputtender kan
worden behandeld, dan dat men dit in de raad kan doen. Terugkomend op
zijn frustratie ten aanzien van de stichtingsvorm heeft hij een motie op
gesteld die hij aan de voorzitter wil voorleggen. Deze motie luidt als-
volgt
"De raad van de gemeente Oudenbosch;
overwegende dat openheid en doorzichtigheid van bestuur dient te worden
nagestreefd in het bijzonder daar waar gemeenschapsgelden worden besteed;
gelet op de mogelijkheden die bestuurscommissies ex art. 6l en volgende
der Gemeentewet bieden tot samenbrengen van gekozen volksvertegenwoordi
gers, deskundigen en belanghebbenden, op de aan dergelijke commissies
gestelde eisen van openbaarheid van bestuur en op de democratische ver
kiezing van de leden dier commissies door gekozen volksvertegenwoordigers;
is van mening dat het te betreuren is dat voor de kortelings ingestelde
Schoolbegeleidingsdienst voor Westelijk Noord-Brabant, de stichtingsvorm
is gekozen
en gaat over tot de orde van de dag."
Dit is een motie zonder scherpe tanden. Dat kan ook niet, want men zal
er niet meer in slagen deze kwestie terug te draaien. De stichtingsvorm
is gekozen. Helemaal zonder tanden is de motie niet, want als deze raad
voortgaat op een reeds ingeslagen weg - de heer Rennings heeft daarover
al gesproken - en op grond daarvan deze motie aanneemt dan moet dit toch
een teken zijn, zowel voor de gewestraad als voor de deelnemende gemeen
ten om er over na te denken. Hij vreest dat dit over het algemeen niet
wordt gedaan.
Het lid BROUWERS zegt dat hij deze motie gaarne wil ondersteunen.
De VOORZITTER stelt voor om de vergadering voor een kort moment te
schorsen om met het college van burgemeester en wethouders overleg te
plegen over de gedachte waarmee men nu overvallen wordt. Hij schorst de
vergadering voor dit overleg.
Na heropening van de vergadering deelt de VOORZITTER mede dat het
college de motie van de heer van der Graaf bekeken heeft en de gedachte,
die wordt uitgesproken in de conclusie dat het te betreuren is dat de
stichtingsvorm is gekozen gaarne wil overnemen. Hij stelt voor om die
gedachte ter kennis te brengen van het Streekgewestzij het dat het
college wel aanmerkingen wil maken op de overwegingen, omdat het hier niet
gaat - hij neemt aan dat de heer van der Graaf dit ook bedoelt - om een
commissie ex art. 61 van de gemeentewetmaar om een commissie ex art.
2k van de gemeenschappelijke regeling. Het college stelt de raad voor om
aan het Streekgewest ter kennis te brengen dat de stichtingsvorm naar
het idee van de raad van Oudenbosch beter had kunnen worden vermeden.
Er v/aren betere methodes; het had rechtstreeks kunnen gebeuren door het
Streekgewest of door een bestuurscommissie. Het college stelt tevens voor
het te behartigen belang toe te vertrouwen aan het Streekgewest.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat, wanneer men dit soort zaken ernstig
neemt, men er lang over nadenkt of men die tweede consequentie, nl. het
toevertrouwen van het belang, inderdaad wel moet doen. Hij moet zeggen
dat de consequenties, die eraan vast zitten, wanneer deze raad zou be
sluiten het belang niet toe te vertrouwen, te ver gaan. Dit is één van
de redenen waarom hij tegenstander is van deze bestuursvorm, omdat men
namelijk alleen ja of nee kan zeggen. Dit betekent dan buiten spel staan.
Die consequentie is inderdaad te vergaand en daarom is hij er met een
bloedend hart voor.