6 -
en Nieuw Gastel, Standdaarbuiten en Wouw. Zijn fractie vindt niet dat
men op de stoel van de andere gemeenten moet gaan zitten. Daarvoor acht
zijn fractie de plaatselijke autonomie te hoog. Niettemin is er misschien
nu nog kans om er over na te denken. Voor Oudenbosch vindt zijn fractie
deze plannen onaanvaardbaar. Wat zijn fractie het meest griezelig vindt
is dat de discussienota reeds op het bureau van de minister ligt, nog
voor dat de Gewestraad zich er over heeft uitgesproken, nog voor dat de
gemeenten deze ter inzage kregen. Hij heeft een drietal vragen, waarvan
de voorzitter er al een heeft genoemd. De twee anderen zijn nagenoeg het
zelfde, maar nodigen de fracties in deze raad en de leden van de Gewest
raad uit zich uit te spreken. Tot slot behoud zijn fractie zich het recht
voor om aan het slot van deze discussie een motie in stemming te brengen.
De VOORZITTER zegt naar aanleiding van de vraag over de herwaardering
van het streekplan West-Brabant dat aan het streekgewest de gelegenheid
is geboden bij gedeputeerde staten van zijn gevoelen te doen blijken met
betrekking tot de noodzaak van herziening van dit plan dat dateert van
1970. Op 1 juli liep de termijn af waarop schriftelijk kon worden gerea
geerd op de verstedelijkingsnota. Met betrekking tot deze laatste zaak
heeft het streekgewest bij wijze van commentaar op de verstedelijkingsnota
aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, dat wil zeg
gen aan de Raad voor Advies voor de Ruimtelijke Ordening, toegezonden de
discussienota voor de commissie ruimtelijke ordening van het gewest. Deze
discussienota, die nooit in de vergadering van het streekgewest aan de
orde is geweest, hinkt op twee gedachten. Ten eerste dat de groei zodanig
wordt geconcentreerd dat deze in de 3 qua totaal aantal inwoners reële
verwachtingen uitsluitend "ten goede" zou komen aan Roosendaal en/of Bergen
op Zoom. Ten tweede wordt de groei, gebaseerd op een uitleg van de tekst
van de verstedelijkingsnota, op pagina 1^3» waar wordt gesproken over de
streek Bergen op Zoom/Roosendaal, uitgelegd als de steden Bergen op Zoom
en Roosendaal. Omdat deze benadering betekent dat Oudenbosch, maar ook de
andere gemeenten, hun eigen natuurlijke groei niet zouden mogen opvangen
meende hij niet anders te kunnen doen dan zich defensief op te stellen.
In de vergadering van het college van advies en bijstand mocht hij con
stateren dat hij niet de enige was die met het nare gevoel zat dat het
streekgewest met behulp van een niet voldragen nota werd gebruikt om een
zijdig de belangen van de gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal te be
hartigen. Hij heeft zich er daarom tegen verzet dat deze discussienota
aan de minister is gezonden zonder dat de gemeenten deze kenden. De op
merking met betrekking tot de groei van Krabbendijke vindt zijn oorzaak
in een bericht dat hij tegen was gekomen in een publikatie over een beleids
nota van de P.P.D. in Zeeland en waaruit bleek dat volgens de Zeeuwse
P.P.D. de groei van de bevolking in West-Brabant opgevangen kan worden in
Krabbendijke. In het commentaar op de verstedelijkingsnota had hij tevens
gemist een opmerking over het mee over krijgen van arbeidsplaatsen. Van
de gelegenheid aan het woord te zijn heeft hij toen ook gebruik gemaakt
om zijn teleurstelling erover uit te spreken dat in de arbeidsmarkt van
West-Brabant slechts investeringen in Bergen op Zoom worden gesubsidieerd.
De ervaring heeft inmiddels geleerd, dat zelfs op deze wijze geen nieuwe
industrie naar Bergen op Zoom is gekomen. Reden waarom hij heeft opgemerkt
dat subsidiering van uitbreidingen in dezelfde regio veel zinvoller leek
om arbeidsplaatsen te creeren. Aan een beoordeling van de vraag wat er
over b jaren met het streekplan dient te gebeuren is hij in de betreffende
vergadering niet toegekomen. Hij stelt vervolgens vraag twee van de frac
tie "Oudenbosch Nu en Straks" aan de orde, luidende: "Willen de fractie
voorzitters met betrekking tot de onderhavige ter inzage liggende stukken