- 26 - denken» Het is een uitgave, die tot stand komt omdat de brandweercomman dant, in samenspraak met de regionale brandweer, van mening was tot deze wagen te moeten adviseren» Het college van burgemeester en wethouders heeft daarom gemeend dit voorstel te moeten volgen» Het lid N. VAN HOOF zegt dat men zich bij onderwijs- en brandweerzaken meestal laat leiden door het advies van de inspecteur, omdat men gewoon zelf vindt dat dat zo specialistisch is dat de raad zich daarover niet als zodanig uit kan spreken of iets wel of niet noodzakelijk is. Hij heeft dat in dit geval ook gedaan» Wanneer dan in overleg met de regionale brand weer en de brandweercommandant een hogere investering uit de bus komt dan zegt hij dat er weer een ander orgaan gaat bepalen wat noodzakelijk is. Men gaat dan afwijken van het principe, dat steeds gehuldigd is, dat het de inspecteur is, die bij uitstek voor deze zaken geschikt is. Men gaat een ander orgaan creëren dat de behoefte bepaalt. Hij vindt dit niet juist. De VOORZITTER zegt dat het bij onderwijs zo is dat de adviezen bin nenkomen in de maand voordat er een besluit genomen moet worden» Voorlig-' gend advies dateert al van ruim anderhalf jaar geleden. Dat is natuurlijk een probleem. Het lid PLEVIER zegt aan te nemen dat deze kwestie niet van vandaag op morgen opgelost moet worden. In het preadvies leest hij dat de te ver vangen wagen uit 19^>3 dateert en dat het advies was deze wagen in 1976 te vervangen. Hij vraagt of het een vreemd voorstel is te vragen dit voor stel terug te nemen; aan de rijksinspectie te vragen een up to date-advies te geven en daaraan de besluitvorming ten grondslag te leggen. De VOORZITTER is van mening dat dan straks hetzelfde voorstel op tafel komt en dat men alleen veel uitstel voor lief heeft moeten nemen, terwijl buiten discussie staat dat bedoelde wagen vervangen moet worden. Hij zou toch willen adviseren dit besluit te nemen. Hij wil wel kijken of er een mogelijkheid is om in de toekomst met veel recentere adviezen, dan dit van bijna twee jaren geleden, te gaan werken» Het lid VAN DER GRAAF zegt het voorstel van de heer Plevier te steu nen. Hij vindt dit een heel reëel voorstel. Hij is het eens met de heer N. van Hoof, wanneer deze zegt bij dit soort zaken niet voldoende deskundig te zijn om te kunnen beoordelen wat men nu precies moet hebben» De in specteur kan een recent advies uitbrengen» Hij verwacht wel dat dat zal lukken. Men heeft dan overigens gelijk één of twee maanden de tijd om zich te beraden wat met de oude wagen gedaan wordt, of deze wagen naar de vuil verbranding gaat of dat men er misschien nog wat geld voor krijgt. Is dat het geval dan zou hij zich kunnen voorstellen dat dit opgenomen wordt in het preadvies. Men weet dan ook in welk opzicht men droog blijft, in plaats van nat wordt. De VOORZITTER zegt dat het college van burgemeester en wethouders toch de indruk heeft dat, als het advies gevraagd wordt, zoals gesugge reerd door de heer Plevier, dan het advies wordt gegeven om die auto te kopen. Men neemt daarmee alleen een stuk uitstel voor lief» In de offerte, die van 21 juli 1976 is, staat geen beperking met betrekking tot de gel digheid. Er staat wel, misschien dat dat met betrekking tot de kostenver hoging toch een argument mag zijn, dat het op de huidige valutaverhouding tussen de Duitse mark en de gulden is gebaseerd. Hij heeft begrepen dat de Nederlandse regering vandaag 200 miljoen marken moest kopen om de ver houding in stand te houden. Wethouder du Pont doet hem de suggestie aan de hand, door te zeggen, om in de geest, zoals besloten is het crediet voor de hefbrug uit te trekken, dit crediet beschikbaar stellen en alsnog een ad vies te vragen en dan kijken of dit erg veel afwijkt. Zo dit advies niet of nauwelijks afwijkt deze aanschaf te doen. Zo dit advies wel afwijkt na der met de raad in beraad komen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 171