- 25 - Als hij, nu men van Tl januari 1974 twee en een half jaar verder is, rekent met een kostenstijging, globaal te stellen op 2 x 10$, dan zou het bedrag van de inspecteur, wat geadviseerd wordt, kunnen stijgen tot 36=000, Op dit moment wordt de raad een bedrag van 53»563»gevraagd. Hij zit dan met een probleem. De inspecteur adviseert, globaal omgerekend 36.000,en men gaat nu een bedrag van 53»563,uittrekken. Als hij principieel zou moeten zijn en gewoon de gedachte volgend, die men steeds volgt met onderwijs- en brandweerstukken, dan zou hij tegen de hoogte van het bedrag moeten stemmen. Hij vraagt zich af of de voorziening, die door de brandweer gevraagd wordt, niet voor minder geld gekocht kan worden. Hij zit met het advies van de inspecteur in zijn maag. De VOORZITTER merkt op dat de prijsstijgingen zich niet altijd ge dragen, zoals men dat verwacht. Wellicht dat daarom een brief van de in specteur van zeer recente datum het burgemeester en wethouders wat gemak kelijker had gemaakt, zij het dan dat men evengoed een vraagteken had kunnen zetten met betrekking tot die ontwikkelingen. Het is zo dat in het investeringsprogramma, wat men bij de aanbiedingsbrief voor de begroting?be handeling in 1976, heeft aangetroffen en waarvan hij begrepen heeft dat dit als zodanig door de raad is overgenomen, is uitgegaan van een bedrag van 40.000,In deze 40.000,waren toen nog niet opgenomen, als hij het wel heeft, de inrichtingskosten. Die 40.000,moet men dus nu ver gelijken met de in het preadvies vermelde 46.000,Hij kan zich voor stellen dat de heer N. van Hoof zegt: moet dat nu een auto van dit type zijn. Dit is een vraag, die hij ook zelf heeft gesteld. Men is evenwel in de hele regio aan het streven naar uniformiteit om de inzetbaarheid over en weer te vergemakkelijken. Het type auto blijkt dan onder meer een bijdrage te zijn aan die inzetbaarheid. Hij moet dan zeggen stil te zwij gen met zijn ondeskundigheid op dit gebied. De zaak wordt door de inspec ties nauwlettend gevolgd, even goed bij het brandweerwezen als bij het onderwijs, zij het dat de normering hier natuurlijk veel moeilijker is. Het lid N. VAN HOOF zegt dat, als burgemeester en wethouders vinden dat dit uit een oogpunt van noodzakelijkheid gewoon de wagen is die er moet komen, hij dan gewoon helemaal akkoord is met het voorstel. Hij heeft zich in eerste instantie laten leiden door het advies van de deskundige bij uitstek, die op 11 januari 1974 zegt dat deze aanschaf 30°000, vergt. Als hij de prijsstijgingen er danbjjrekent dan komt hij op een be drag van, laat men zeggen, 40.000,Hij zit dan nog niet aan het be drag van 53»563,Hij blijft toch met deze kwestie zitten. De voor zitter kan dan zeggen dat er gestreefd wordt naar uniformiteit, maar hij dacht dat de rijksinspectie daar in 1974 ook al wel rekening mee zal heb ben gehouden. Hij blijft toch nog met dit probleem zitten. Als burgemeester en wethouders echter vinden dat deze apparatuur noodzakelijk is, dan wil hij het daarmee wel eens zijn. Hij zou burgemeester en wethouders echter in overweging willen geven om, wat dit betreft, toch ook vooral eigen ver antwoordelijkheid te nemen door te zeggen even na te gaan of inderdaad het bedrag, dat noodzakelijk is, ook gevraagd wordt. De voorzitter kan op dit moment, dacht hij, niet helemaal duidelijk maken dat het nu per se deze apparatuur moet zijn. Dit wordt maar zonder meer aangenomen, in te genspraak eigenlijk met het advies van de inspecteur op dit punt. De VOORZITTER dacht niet dat de heer N. van Hoof mocht zeggen: in te genspraak. Het is zo dat het bedrag van 30»000,erg veel verschilt van die 53«563,De som van 30»000,betreft de wagen, zonder opbouw. De prijsontwikkelingen hoeven niet per se die zelfde trend te houden als de heer N. van Hoof zo juist signaleerde. In januari 1974 kan er best re kening worden gehouden met prijzen van 1973» om maar eens een voorbeeld te noemen. Dan zit men eigenlijk al op een termijn van twee jaren te

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 170