- 16 - woningmarktonderzoek blijkt dat voor de periode vanaf 1 november 197^» hij heeft dan naast het woningmarktonderzoek tevens gebruik gemaakt van de brief van de P.P.D.tot en met eind 198*f Oudenbosch 1^50 woningen zal bouwen. Dit zijn er 216 in 1975, de restcapaciteit van Velletri-Oost en het Spui *+71 en in Albano minimaal 750. Als men dan kijkt welke wo ningen Oudenbosch nodig heeft, er van uitgaande dat het woningmarktonder zoek uitgaat van de aanwas voor Oudenbosch alleen, dan mag men, onder gunstige condities, dat wil zeggen dat van de alleenstaanden, die inwo nend zijn en de huwelijkscandidaten, die momenteel inwonend zijn, een gemiddeld aantal, dat om reden van woningnood nog inwoont een nieuwe wo ning gaat betrekken en dat van de vervangingsbehoefte, dat wil zeggen de woningen, die geamoveerd, gesloopt moeten worden, ook het gemiddelde, wat, volgens dit onderzoek, in aanmerking komt, gesloopt zal worden, aannemen dat Oudenbosch over dezelfde periode voor zijn eigen aanwas 720 woningen nodig heeft. Dat wil zeggen dat men onder gunstige condities twee keer zo veel bouwt als men zelf nodig heeft. Onder ongunstige condities, dat is als een veel groter deel van de alleenstaanden een woning wil betrek ken, als een veel groter deel van de huwelijkscandidaten, die hun huwe lijk uitgesteld hebben omdat ze geen woning konden krijgen, die woning wel krijgt en idem dito als een veel groter deel van de oude woningen wordt gesloopt, dan zijn er 900 woningen nodig. Dan is er een hogere productie dan nodig van 60^. Nu geeft hij direct gewonnen dat, als men praat over streeksamenwerking - men heeft nota bene een woningstichting die de woningbouw verzorgt in een gebied van een viertal gemeenten - men niet alleen kan kijken naar de eigen gemeente. De regionale woningbe hoefte voor het verzorgingsgebied van genoemde stichting ontbreekt echter. Ook ontbreken, althans op het ogenblik, de gegevens over de economische gebondenheid van mensen, die niet in Oudenbosch wonen, maar wel economisch aan Oudenbosch gebonden zijn. Bovendien is helemaal niet duidelijk welke woningproductie men nodig heeft om bijvoorbeeld de onderwijsvoorzieningen, waarbij Oudenbosch toch als streekfunctie fungeert, optimaal bezet te houden. Hij kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat, de cijfers om op basis van de technische mogelijkheden tot en met 198^ woningen te bouwen, aan de ruime kant zijn. Als hij dan in overweging neemt dat Ou denbosch niet zo ruim in zijn grond zit, als hij mede in overweging neemt dat er in de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening, de oriënteringsnota gedacht wordt aan groeikernen van Breda, Roosendaal en Bergen op Zoom. dan zegt hij als die kleine gemeenten zo doorgaan di.t zal leiden tot grotere congressies van inwoners, tot nieuwe wegen - men kent daar de problemen al van - en van het plattelandsgebied, waar de stedeling gewoon behoefte aan heeft om daar te kunnen recreëren, om daar te kunnen ontspannen, al was het alleen maar om er doorheen te rijden of er een paar dagen te ver toeven, dat dit zal verdwijnen. Hij zou willen vragen om, gelet op die gefaseerde bouw, toch de mogelijkheid te bezien of in de loop van dit jaar in de ontbrekende gegevens van de economische gebondenheid van niet-inwoners, in de gegevens omtrent de woningbouw, noodzakelijk voor het onderwijs, meer inzicht kan worden verkregen, om aan de hand van die gegevens mede te bepalen hoeveel woningen voor Oudenbosch noodzakelijk zijn. Een jaar geleden is hierover in deze raad ook al gesproken. Toen was zijn fraptie van mening, gelet op het woningtekort, gelet dus op het aantal ingeschreven woningzoekenden, bij de Stichting Woningbouw St. Bernardus, uit te kunnen gaan van 150 woningen. Met dit uitgebreide wo ningmarktonderzoek in de hand heeft zijn fractie zich daar nader over be raden en durft de stelling aan dat men toch heel voorzichtig moet zijn om op die 130 woningen, waar nu op gemikt wordt, voort te gaan. Dit temeer

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 161