ingebouwd, dat het crediet van begin af aan al veel h-ïger geweest zou zijn. Het is inderdaad gewoon een schoonheidsfout van het niet-weten hoe te doen. Hij dacht dat dit toch te respecteren was, want hij vindt dit op een gegeven moment toch nog de eerlijkste manier van handelen. Hij heeft, wat dat betreft, geen enkele klacht tegenover het schoolbestuur, maar gewoon respect voor hetgeen die mensen op dat terrein doen. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 10. Voorstel tot 2e verhoging van het crediet voor aanvulling van de betegeling en riolering van de speelplaats van de Isaac da Costaschool/ 80e wijziging gemeentebegroting 1976. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 11. Voorstel tot verhoging van het crediet voor de verbouwing clubgebouw sportpark Pagnevaart tot peuterspeelzaal en verbetering van de kleedlo kalen/81 e wijziging gemeentebegroting 1976. Het lid RENNINGS merkt op dat het bij voorliggend voorstel om iets grotere bedragen gaat, dan bij de vorige voorstellen. Er is echter nog iets anders, namelijk dat de credietoverschrijding, naar zijn mening on vermijdbaar was. V/at is namelijk het geval? De kostenraming is gemaakt in de periode mei-juni 1975 en de inschrijving heeft plaatsgehad precies twaalf maanden later. Wat hem dan het meest verbaast, noch afgezien van de kostenstijgingen, want men moet nu eenmaal rekening houden met prijs stijgingen van materiaal en loonkosten, met andere woorden: dit is om kostenstijging vragen. Hij vraagt waarom dit alles twaalf maanden moest duren en bovendien, waarom juist dit ^project twaalf maanden moest duren. Met de nadruk op dit project, omdat het namelijk een project was dat in het kader van een regeling, die in 1975 gold werd uitgevoerd, te weten om de bouw te stimuleren. Als men in 1975 de bouw wil stimuleren en daar extra rijksoverheidsgeld voor krijgt, dan schiet men er weinig mee op als men tot de uitvoering overgaat in het najaar van 1976. Dit weegt voor hem eigenlijk zwaarder dan de credietoverschrijding, omdat dit gewoon uit dit belangrijke punt voortvloeit. Het lid RUBBENS zegt altijd moeite te hebben gehad met die peuter speelzaal. Destijds is de opmerking gemaakt dat er een rijksbijdrage ver wacht werd. Hij vraagt of de grootte van deze rijksbijdrage al bekend is. Hij zou anders willen voorstellen om de eigen bijdrage te verhogen, in dien deze nog niet verhoogd is. Het lid BROUWERS zegt zich aan te sluiten bij de heer Rennings voor wat betreft de opmerking met betrekking tot de werkgelegenheidsbevorde- ring. Hij vindt het daarnaast een moeilijke zaak om na zo een lange perio de deze werkzaamheden te gaan uitvoeren, want daardoor zijn waarschijn lijk de kosten-verhogingen veroorzaakt. Eigenlijk zou hij weer hetzelfde willen opmerken, hetgeen al eerder in de raad is gesteld, namelijk wanneer een genomen besluit, dat nadien door een forse credietverhoging opnieuw in de raad komt, men dan eigenlijk moreel gebonden is om die verhoging goed te keuren. In het geval, dat dit meteeen bekend was geweest, had men misschien een andere beslissing genomen. Dat geldt ook hier. Dit is eigen lijk des te erger omdat het dit soort werk betreft. Zijn fractie is na melijk van mening dat, v^anneer de peuterspeelzaal, die hier gebruik van moet gaan maken de kostenverhogingen in de huur verdisconteerd krijgt, dit toch wel eens consequenties kan hebben voor het werk. Het is namelijk maar de vraag of men een instituut in elk voorkomend duur gebouw kan stoppen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 155