- 7 - met verkeerskundige werkzaamheden/78e wijziging gemeentebegroting 1976. Het lid VAN DER GRAAF zegt nu te ontdekken dat hij zojuist te vroeg was met zijn praatje over de inschakeling van de werkgroepen. Dat had hij hierbij willen houden. Uiteraard zou hij haast zeggen, want het hoort hier het meest thuis. Wat hij toch wel op prijs zou stellen is het volgen de. Wanneer er gerapporteerd zou worden aan de raad, zoals in dit geval, waarbij niet-voorziene werkzaamheden opdoemen, het hem mogelijk lijkt dat aan de raad wordt voorgelegd hoe de stand van zaken op dat moment is. Wat nu wel precies de reden is om tot deze verhoging over te gaan heeft hij in het voorstel gemist. Het lid PLEVIER zegt dat hij op de eerste plaats ook had verwacht dat voor het bedrag, dat reeds was besteed, er iets ter tafel had gelegen. Op de tweede plaats vindt hij het een erg moeilijk verteerbare zaak, dat steeds, wanneer de raad geconfronteerd wordt met een crediet voor een of ander onderzoek, in vele gevallen achteraf blijkt dit crediet te laag te zijn geweest en aanvulling behoeft. Nu zijn dit niet de grootste bedragen, die de raad de laatste tijd zijn voorgeschoteld. Hij vraagt zich af of het in deze situatie dan nog mogelijk is om een goed beleid te voeren. In wezen gaat men bij het voteren van een eerste crediet de kosten afwegen tegen de opbrensten, in de meest ruime zin van het woord, terwijl nu achter af blijkt dat de kosten een x-voud van het eerste bedrag zijn, hetgeen misschien de besluitvorming in eerste instantie anders zou hebben doen zijn. Natuurlijk is er nu geen weg terug, zoals dat ook indertijd met het kom- plan niet mogelijk was. Hij ziet wel in dat dit niet allemaal vermijdbaar is, maar constateert alleen dat het een kwestie is, die eigenlijk uitge-' bannen zou moeten worden. Het lid RENNINGS zegt dat uit het voorstel zijn fractie erg aanspreekt het rapport over de aanzet voor een fietsstructuurplan. Zijn fractie be grijpt dat dit nieuw werk is. Het is jammer dat dit op deze manier gepre senteerd wordt, waarbij het goede wat er insteekt toch gemakkelijk verge ten wordt onder het mom van de critiek, die de heren Plevier en van der Graaf naar voren hebben gebracht. Een critiek, die ook zijn fractie deelt, in het bijzonder waar het aangaat de inschakeling van de werkgroepen met betrekking tot het parkeeronderzoek. Hij meent dat dit impliciet is toege zegd. Dat er ook bij de behandeling van de begroting nog over gesproken is; dat met name een nog nader onderzoek gewenst was voor het parkeerpro bleem en dat de werkgroepen van de onderzoekresultaten op de hoogte ge steld zouden worden. Bij het vorige voorstel is de verwachting uitgespro ken dat in april het rapport zou worden uitgebracht. Hij vraagt of dit rapport inmiddels is uitgebracht. De VOORZITTER zegt, naar aanleiding van de opmerking van de heer van der Graaf, dat burgemeester en wethouders - in alle eerlijkheid moet worden gezegd dat dit wel een beetje toevallig is, zij het dat dit advies- bureaux ook wel weten aan wat voor critiek ze bloot staan - een signaal kregen dat de begrote post overschreden zou gaan worden op het moment dat men nog nee kon zeggen. Hij is het met de heer Plevier eens dat dit betrek kelijk theoretisch is. Hij is het niet met de heer Plevier eens dat er geen weg terug is. Men kan op een goed moment de zaak kappen. Dit betekent alleen dat men dan wel erg veel moeite zal krijgen in het overleg op pro-' vinciaal niveau om de bestemmingsplannen goedgekeurd te krijgen, omdat men daar nu eenmaal vraagt om een documentatie in de zin, zoals hier bedoeld. Hij dacht dat de motivering voor de verhoging van het bedrag toch eigenlijk wel ligt in de aangehaalde tekst van de brief, welke ontvangen is van het Adviesbureau Arnhem. Wat betreft het functioneren van de werkgroepen, dacht hij begrepen te hebben dat, en dat is dan tevens een antwoord aan de heer

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1976 | | pagina 152