- 15 -
stelling van de voorzitter toen de zaak te stoppen en in goed overleg
daarna er over verder te spreken, had ik ook een paar redenen daarvoor.
Ik was toen dolgelukkig met een vrij snelle aanname op dat moment van
die verordening en ik had zo de pest in dat ik liever niks zei» Dat
zijn deugdelijk materiële redenen waarom ik er niet verder op inging.
Als u mij toestaat mijnheer de voorzitter, dan wil ik in ieder geval
een punt nog aanroeren waar ik toch wel vrij veel belang aan hecht.
Ik ben er een enorm groot voorstander van en al mag dat in deze raad
niet altijd uit mijn woorden blijken, van dat er een goede samenwerking
is tussen het college van burgemeester en wethouders en een goed raads
lid in het bijzonder. Maar dat kan niet wegnemen dat ik daardoor bepaal
de zaken ongesignaleerd door kan laten gaan. Ik blijf bij de stelling
dat het eleganter was geweest dat u mijn vragen had beantwoord.
De VOORZITTER zegt nog even op twee punten te willen ingaan,
zegt nog een keer ik vind dat dat bestuur is en ik stel daar nog even
dit tegenover. Burgemeester en wethouders kunnen geen ander bestuur
voeren dan binnen het kader van de zaken die door de raad zijn uitge
stippeld. Wij voeren bestuur als wij bijvoorbeeld alle besluiten uit
voeren, waaronder bijvoorbeeld het hele dikke besluit van de begroting.
Wij kunnen per definitie niet besturen als wij het kader niet hebben.
Het was zeer duidelijk dat het gesprek met ASTO zo begrepen moest wor
den dat alles wat er werd gezegd uitsluitend kon uitmonden in een voor
stel, hoe danook geformuleerd, aan de raad. Want er was nog geen kader
geschapen. Op grond daarvan kan ik zeggen: het is geen bestuur, het had
nog niets met bestuur te maken, we hadden geen enkele bevoegdheid.
We moeten heel vaak, ik moet vaak en het college moet vaak, individuele
wethouders moeten vaak, omdat het voor de mensen niet zo heel erg duide
lijk is, tegen mensen zeggen dat wij in persoon geen enkele bevoegdheid
hebben. De burgemeester heeft als zodanig geen enkele bevoegdheid. De
wethouders individueel niet, als college ook niet, tenzij er door de
raad een kader is geschapen en dat was hier niet. Dat is dan gelijk
een antwoord op de tweede vraag: wat is nu de handleiding om vragen be
antwoord te krijgen van burgemeester en wethouders, als het inderdaad
over zaken van beleid gaat, van bestuur gaat, dat burgemeester en wet
houders inderdaad met bestuur bezig zajnbinnen het kader van de door de
raad geschapen ruimtes, en dingen doen,die misschien inderdaad niet kun
nen en dan hebt u het recht om vragen te stellen. U kunt ook vragen stel
len waarom nog niet dit of dat gebeurt is. Er is geen enkele bevoegdheid,
mensen die daar een beetje van op de hoogte zijn weten dat, wanneer ze
met het college van burgemeester en wethouders spreken totdat de raad
zegt wij doen het. Zo zat het met die kwestie van ASTO ook. Wij zeggen
dan: wij hebben geen enkel bezwaar als wij zelf aanleiding geven tot
publicatie over wat voor een onderwerp danook tot wie dan ook, en zeker
als een raadslid zegt wat hebt u daar gezegd, als we het zelf hebben
gezegd: geen enkel bezwaar. Maar het ging ons in dit geval te ver dat
er uit een gewoon vertrouwelijke bespreking dingen naar de pers worden
gezegd waar wij niet in gekend waren en dat we daarna nog eens op het
matje geroepen konden worden door een raadslid van ja, hoe zit dat nu.
Zodat je twee keer in feite als een marionette wordt gebruikt. Dat zat
ons bepaald niet lekker, daarom vind ik het wel belangrijk dat wij deze
discussie hebben gehad.