- 12 -
over deze antenne-inrichting, 20 maart is dat besluit genomen: hoe
wordt dat uitgevoerd. In de correspondentie en in de daarop volgende
vergaderingen vind ik, dat u volledig bent ingegaan op de vragen van
de heer van der Graaf. Het is n.l. duidelijk gebleken dat de informatie
die het Dagblad de Stem gaf, niet de informatie was, die een gevolg zou
kunnen zijn van een gesprek dat burgemeester en wethouders had met ASTO.
Dat is voor ons volkomen duidelijk geworden. Alles wat er aan informatie
gegeven was, is doorgekomen.
Het lid VAN DER GRAAF zou op de eerste plaats willen stellen dat
het naar zijn overtuiging wel degelijk een bestuurszaak is. Wanneer het
college van burgemeester en wethouders in een vergadering een gesprek
heeft met een bestuur van een bepaalde stichting en aan die stichting
bepaalde voorstellen doet. Even dus los gezien van de vraag of dat
dat inderdaad gebeurd is,ook daar op heb ik nog steeds geen antwoord ge
had. Ik stel dus maar even dat dat in mijn gedachten leeft. Ik acht dat
een bestuursdaad. Ik heb u een directe vraag gesteld en die vraag heeft
u niet beantwoord. Ik heb de vraag gesteld wilt u mij een lijstje geven
van die motieven waarover niet gevraagd mag worden, of liever gezegd
waarop geen antwoorden zullen gegeven worden of bent u van plan om 1
in het college voortaan elke keer ad hoe te gaan bekijken. Dat dient de
rechtzekerheid niet. U heeft ontkent dat het noodzakelijk was om verhaaltje
staatsrecht te houden. Ik ben van mening dat alles zijn oorsprong daarin
moet vinden, wanneer je op een gegeven moment gaat knokken om het forme
le recht om te beantwoorden, dan zul je terecht moeten bij de oorsprong
van ons zijn hier, bij de spelregels die daaromtrent gegevenzijn. In
dat opzicht vind ik de spelregels volkomen relevant. Als u blij. toestaat,
dit gaat inderdaad even een beetje buiten de orde, maar het is gezegd
in deze raadsvergadering, ik vind het toch wel leuk om er een antwoord
op te geven. Aan het adres van de heer Rennings zou ik willen zeggen
dat ik inderdaad het voorstel heb gelanceerd om de stichting ASTO voor
te zetten, maar dan met een gemeentelijke inbreng. Dat was omdat ik de
zaak verkeerd taxeerde. Ik dacht n.l. dat een stichting het meest haal
bare was in deze raad. Ik ben zelf helemaal geen voorstander van een
stichting. Ik vind het 't minst aanlokkelijke van de hele situatie en
het is daarom dat ik gewoon vanuit het standpunt om te kijken wat het
meest haalbaar is, dat ik dat voorstel lanceerde. Ik had de taxatie fout.
Wat betreft de vragen die de heer Rennings eigenlijk wat vreemd yind^'
omdat ze het regelrecht gevolg waren van datgene wat we afgesproken had n
dan wil ik er toch wel even bij memoreren dat er in de informele verga
dering de idee dat er mensen van de stichting ASTO gevraagd moesten wor
den, in dier voege moesten gelaten, dat de betreffende bestuursleden
als persoon gevraagd zouden worden en niet als leden van de stichting
ASTO. Dat verandert natuurlijk de zaak achteraf wel een beetje. Voorts
is er in de informele vergadering daarna duidelijk afgesproken dat het
plan was om twee raadsleden op te nemen in de stichting en twee leden
van de stichting ASTO. Mijn kritiek richtte zich op het feit dat erin
de krant stond dat burgemeester en wethouders gezegd zouden hebben dat
het één lid van de stichting ASTO en één raadslid zou worden. Dat was
in afwijking van datgene wat er besproken was. Het is dus met zo in
consequent dat ik dat op deze manier stelde. De heer Kok vroeg waarom
dat niet op de 17e is uitgesproken. Behalve dat ik begrip heb voor de