- 7 -
neer ik mij papier en ergenis kan besparen. Intussen voel ik mij wel als
Alice in Wonderland, want nadat u zich onomwonden heeft uitgesproken tegen
het geven van antwoord, deed u in de voorlaatste raadsvergadering wel
alsof. "Nee, nee, je krijgt geen antwoord.... hier heb je de antwoorden".
Hetgeen dan wel weer neerkwam op het zoveelste rookgordijn. Want een ant
woord op mijn vragen werd niet gegeven, ook al werd gedaan alsof. Mijn
heer de voorzitter, ik wil uw geduld niet tezeer op proef stellen, een
onderwerp als dit uitdiepen kost uren. Daarom nog een kleinigheid over
de gevoerde briefwisseling als slot. IJ schreef: "Wij beroepen ons daar
bij op onze vrijheid van handelen om voorstellen aan de raad voor te be
reiden op onze eigen wijze". Ten eerste de vragen die ik stelde hadden
niets uit te staan met de voorbereiding van voorstellen. Zij handelden
over een op eigen merites te beoordelen gesprek met een stichtingsbestuur
en de resultaten van dit gesprek. "Niet onze beraadslagingen staan ter
discussie maar de resultaten daarvan" zegt u vervolgens. Nou dacht ik
dat er in de kranten niets stond over de beraadslagingen met de stichting
ASTO, maar wel veel over de resultaten daarvan. Of zie ik dat weer ver
keerd? Ik had enkele zeer rationele motieven om niet te reageren toenu,
mijnheer de voorzitter, de voorlaatste raadsvergadering net deed of u
antwoord gaf. Slechts een enkel woord over het afwijzen van mijn inter-
pellatieverzoek. Artikel 17 van het reglement van orde geeft de raad,
volkomen gebruikelijk overigens, de bevoegdheid een interpellatie al
dan niet toe te staan. Het komt u niet toe een interpellatieverzoek af
te wijzen. Ik vind het zelfs onjuist wanneer u de raad hieromtrent ad
viseert. Als betrokkene in het meningsverschil laadt u de schijn op u
met oneigenlijke motieven een konfrontatie over het geschil onmogelijk
te maken."
De VOORZITTER zegt er behoefte aan te hebben om even kort op een
aantal aspecten, die door het lid van der Graaf naar voren zijn ge
bracht, te reageren.
Het lid RENNINGS merkt op dat het toch wellicht beter is eerst,
de discussie uitputtelijk te voeren, daar men anders weer in een situ
atie komt, dat het een dialoog wordt tussen de voorzitter en het lid van
der Graaf. Hij vindt dit voor de beraadslagingen geen goede gang van zaken.
Hij heeft het gevoel dat het beter zal zijn dat een aantal raadsleden
in eerste termijn aan deze discussie kunnen deelnemen.
De VOORZITTER zegt hiertegen geen enkel bezwaar te hebben.
Het lid RENNINGS zegt ten behoeve van het aan de orde zijnde onder
werp," en hij is het in deze met het lid van der Graaf eens,
artikel 129 der gemeentewet belangrijk te vinden.
De VOORZITTER antwoordt dat dit in deze helemaal niet belangrijk is
want het gaat daarover bestuur en dit heeft met bestuur niets te maken.
Artikel 129 gaat hier over het college van burgemeester en wethouders,
zijn te samen en ieder afzonderlijk aan de raad verantwoording verschul
digd voor en door het college gevoerde bestuur. Hij geve ddaa aanzien
alle door de raad inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet
strijdig is met het openbaar belang. Dit heeft niets met bestuur te
maken, want het ging hierbij om hetgeen de stichting zou wensen in te
passen in dat wat de raad al had besloten en in hoeverre dit zou pas
sen bij hetgeen er in de raad in de vergadering daarna aan de orde
zou komen. Dit was ook al afgesproken. Over artikel 129 der gemeentewet