18»
de gemeente. Dat er tegemoet zou worden gekomen aan de kosten, die de
stichting Asto heeft gemaakt. Dat de raad bepaalde voorstellen zou
krijgen betreffende de afwikkeling met de stichting Asto. Dat de samen
stelling van de artikel 61—commissie op een bepaalde wijze zou
geschieden, namelijk dat er een lid van de raad en een lid van het be
stuur van de Asto inzit. Van deze hele reeks vragen wilde ik weten of
dat waar is, wat er in de krant gestaan heeft.
De VOORZITTER antwoordt dat burgemeester en wethouders duidelijk
gesteld hebben dat wij geen verantwoordelijkheid hebben voor die publi
catie en daar ook geen verantwoordelijkheid voor wensen te nemen. Nu kan
je dus nog verder gaan, en dat recht hebben wij, we wensen er niet eens
over te praten, want we hebben gewoon onze eigen bevoegdheden om uit te
maken op welke wijze wij voorstellen voor de raad prepareren. Daar heeft
niemand, maar dan ook werkelijk niemand iets mee te maken op welke manier
burgemeester en wethouders dat doen. In aansluiting op wat de heer van
Hoof net heeft gezegd, dat anderen dan wij en ook niet de stichting Asto
want die ontkent dat, publicaties hebben het licht doen zien. En wij
dachten dat wij aan wie dan ook verantwoording hoeven af te leggen, over
publicaties waar we zelf niet de minste hand in hebben gehad. Als u zegt
er zijn toezeggingen gedaan over inpassing kosten enz. dan zijn dat alle
maal punten die u letterlijk in het verslag van de vorige vergadering
terug kunt vinden. We hebben toen gezegd, dat we voorafgaand aan die
vergadering een gesprek met de stichting hadden, al die punten zijn toen
eigenlijk aan de orde gekomen, met dien verstande dat ze met een vraag
teken werden versierd, omdat we bij de eerste bespreking in het geheel
niet wisten wat toen de raad zou besluiten. En we hebben ook in de
vorige raadsvergadering gezegd, dat we meteen gemaakt hebben om de situ
atie onder ogen te zien die ontstaat wanneer de raad een besluit welk
dan ook neemt. En die afspraak zijn we nagekomen. Er zijn een aantal
mensen verschenen, of dat allemaal bestuursleden van Asto zijn daar
blijf ik buiten, maar we dachten dat dat het geval was. Er is gespro
ken over zaken die te maken hebben met het voorstel dat we u onder nummer
26 hebben gedaan.
Nu is aan de orde de verdere afwerking van uw besluit van vorige maand
om die commissie in het leven te roepen. Wij doen u een voorstel voor
een aantal spelregels en soort statuut met andere woorden volgens welke
die commssie gaat werken en daarmee is voor ons de kous af.
Het lid N. VAN HOOF wil nog het volgende zeggen<Ver de samenstel
ling van de commissie. Er wordt voorgesteld twee leden te benoemen door
de gemeenteraad uit zijn midden en vier leden op een andere manier.
Die verdeling vind ik niet gelukkig. Ik had liever gezien, dat drie leden
uit de gemeenteraad plus een lid van het college en drie andere leden.
De VOORZITTER licht als volgt toe: dat u zich dan op de verkeerde
weg bevindt, want de bedoeling van commissies volgens artikel 61 is
de burgerij erbij te betrekken en dus van de raad of van de bevoegdhe
den van burgemeester en wethouders of van de burgemeester te delegeren.
Als u nu zegt, wij zetten er nu toch drie raadsleden in plus drie leden
uit de burgerijdan zit u wat betreft de intentie van de bemanning van
een commissie volgens artikel 61 fout.Je zou daar kunnen zeggen, dat
twee van vier met een lid van het college eigenlijk al veel van het goe
de is, maar wij hebben dat informeel na de vorige vergadering en beetje
opgesteld en daar wilden wij ook niet meer van afwijken. Als u praat
over fifty-fifty dan zit u voor wat de bedoeling betreft helemaal fout.