- 25 - Spreker heeft gezegd dat het college vindt dat de materie, die de heer N. van Hoof hij het grondbedrijf aan de orde heeft gesteld, een nadere studie vereist. Die studie willen burgemeester en wethouders voortzetten en de raad daarover ook zo snel mogelijk informeren. Burgemeester en wethouders vinden dat over deze materie toch wel overleg nodig is met het provinciaal bestuur, alsmede met het E.T.I. Wanneer dit overleg is afge rond dan wil hij gaarne de toezegging doen op die materie terug te komen. Dit in tweede instantie als antwoord op de diverse vragen. Het lid RENNINGS zegt nog even terug te willen komen op de cijfers van de volkswoningbouw. De basis van zijn betoog was dat hij de cijfers, door de heer van der Graaf de vorige keer genoemd, ook gevonden heeft. Alleen stonden op de volgend.e pagina, ook betreffende Oudenbosch, andere cijfers, die, naar zijn mening, strijdig waren met de eerste. Dat even om vast te stellen dat zij duidelijk alle twee over Oudenbossche klachten en woningen gesproken hebben, maar dat in wezen de uitkomsten strijdig zijn. Hij heeft aan de hand van het betoog van de heer van der Graaf be grepen dat deze het toch in die zin interpreteert dat hij het op een andere manier bedoeld heeft dan dat dit in ieder geval op spreker is overgekomen. Verder heeft de heer van der Graaf in tweede termijn ge zegd dat hij van mening is dat men als vertegenwoordiger van een poli tieke groepering geen binding heeft met een landelijke politieke partij, om het zo eens te noemen, geen politieke uitspraken mag doen, in die zin, dat men zich niet mag uitspreken over het kabinet. Spreker ziet niet in, om een voorbeeld te noemen, dat hij staatssecretaris van Dam niet aan zijn zijde mag nemen om een beleid, wat hij voorstaat ten aanzien van de Stichting Woningbouw St. Bernardus te ondersteunen. Hij vindt dit op zich zelf een volstrekt redelijke zaak, ondanks het feit dat hij zegt geen binding te hebben met een landelijke politieke partij. Tenslotte moet hem van het hart dat de door het lid van der Graaf getoonde grafiek geen enkele correlatie vertoond tussen het tijdstip, waarop de grafiek uitslagen geeft en de dan aan de regering zijnde regering. Dat geldt zowel voor kabinet ten met of zonder steun van welke partij dan ook. Er is nu eenmaal een tijdsvertraging en als de heer van der Graaf bij zijn eerste stuk van de algemene beschouwing zegt dat een stelling van burgemeester en wethouders onbewezen is dan vindt spreker, met alle respect, dat voor hem die gra fiek geen enkel bewijs is voor de stelling van de heer van der Graaf. Het lid VAN DER GRAAF zegt het betoog van de heer Rennings geweldig te vinden. Men kan op deze manier van elke grafiek en elke uitkomst van enquêtes of wat dan ook, stellen dat dat geen bewijs is. Van die bewerin gen neemt hij graag kennis, maar hij schaart zich niet aan de zijde van de heer Rennings. Hij dacht dat die correlatie vrij duidelijk was. Wan neer er vrij langdurige regeringsperioden zijn van regeringen met een bepaalde politieke richting en men kan in die vrij langdurige periode de staafjes in de grafiek keurig zien stijgen, terwijl deze, op het moment dat er een andersoortige regering is, ijlings dalen, dan neemt hij aan, vooral omdat de cijfers, tijdens de regering, die hij wel gezind is, wel gunstig zijn. Daarom correleert het voor hem wel. Het is een zaak, die men niet uitgevochten kan krijgen, tenzij men hier statistici binnenhaalt, die heel duidelijk kunnen maken, wat men als waarheid moet beschouwen in statistieken. Hij moet zich hierin gewonnen geven. Hij kan niet weer leggen wat de heer Rennings heeft gezegd. Ten aanzien van de politieke opmerkingen in deze raad moet het, dacht hij, toch wel duidelijk zijn dat

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1975 | | pagina 303