- 13
houders met die brief willen gaan doen. Of het college daarop te zijner
tijd terug wil komen of ter kennisgeving wil laten aannemen of wat dan
ook. Maar dan betekent het wel dat het raadslid op dat moment de gelegen
heid heeft om zich ook met die zaak te bemoeien. Dan komt hij even bij
een van de grootste knelpunten die er zijn en geweest zijn, namelijk de
opmerking, die de heer Meijers heeft gemaakt over het bewuste onderzoek.
Spreker heeft niet gesteld dat hij tegen een onderzoek zou zijn ter voor
koming van fraude. Hij is daar even sterk voor dat er getracht wordt fraude
te voorkomen als, naar hij aanneemt, ieder ander in deze raad. Daarover
mag geen misverstand bestaan. Hij heeft zich ook niet gekeerd, en daarom
is dit dus ook helemaal niet door hem genoemd bij het begrotingsonder-
zoek en niet in zijn algemene beschouwingen, tegen de voorgenomen aan
stelling, in samenwerking met andere gemeenten, van die bewuste ambtenaar.
Daar gaat het niet om. Hij heeft zich in werkelijkheid gekeerd tegen het
feit, en dat heeft hij duidelijk in zijn algemene beschouwingen gezegd,
dat die controle meer dan ooit nodig zou zijn. Die controle is niet meer
dan ooit nodig. Die controle, en dat is wel duidelijk gebleken uit het
geen de heer Boersma heeft gesteld en kortgeleden in Etten ook de heer
Mertens heeft beaamd, is niet meer dan ooit nodig. Wanneer men dit stelt
dan geeft men aan dat er nu meer fraude gepleegd zou worden dan vroeger.
Dat is uit de cijfers niet gebleken. Wanneer dit nu uit cijfers blijkt
dan vindt hij dat men de voorzichtigheid moet betrachten om die opmer
king niet te maken. Hij dacht dat dit toch duidelijk genoeg in zijn al
gemene beschouwingen gesteld was. Wanneer de heer Meijers zegt dat deze
zaak bij het college van burgemeester en wethouders berust en dat het
daarom alleen maar in zekere zin galant is om dit in de nota van aanbieding
op te nemen en op deze wijze aan de raad mede te delen dan geeft spreker
hem gelijk. Maar van de andere kant: op het moment dat het college dit
aan de raad mededeelt moet het college, dacht hij, ook verwachten dat de
raad ook zijn oordeel zal geven. In dat opzicht vindt hij die stelling
niet relevant. Er is nog even gesteld dat er een paar mensen zijn ge
snapt. Dat tast zijn betoog, dacht hij, van geen kanten aan, want op de
eerste plaats zijn die personen, als hij het goed begrepen heeft, ge
snapt nadat de nota van aanbieding was verkregen. Zelfs dat vindt hij
niet zo vreselijk belangrijk, want in dat geval moet men weer weten wat
dit inhoudt qua percentage ten opzichte van de mensen, die op de een of
andere wijze ondersteuning genieten. Het woord genieten dan tussen aan
halingstekens. Tenslotte over deze zaak, die hij zelf overigens erg be
treurenswaardig vindt. Het college zegt waarom te vinden dat het nood
zakelijk is. Dat is nu precies hetgeen spreker in zijn algemene beschouwin
gen heeft gezegd, namelijk op het moment dat het college een opmerking
maakt in de nota van aanbieding, die verkeerd kan worden opgevat, ver
keerd moet worden opgevat zelfs in zijn ogen door een aantal mensen, dan
dient er op dat moment bij gezegd te worden wat het college tot die ge
dachten gebracht heeft. Dan weet men van beide kanten, de mensen, die
zich hierdoor gefustreerd zullen voelen en de mensen, die vinden dat die
controle meer noodzakelijk is dan ooit, wat daaraan ten grondslag heeft
gelegen. Wanneer dat niet gebeurt dan blijft hij bij zijn stelling en
dan zegt hij: we spreken iemand na, die dit als een hetze heeft gedacht.
En dat is ook hetgeen waartegen hij zich heeft gekeerd. Het college
schrijft: op dit moment en dat is eigenlijk niet nodig, want er is gezegd
dat men hierop niet verder zou ingaan. Hij dacht dat hij misschien duide-