- 12 -
geen andere mogelijkheid is. Een openbare school moet altijd leerlingen
aannemen. Dit is een van de verschillen tussen een bijzondere en een open
bare school. Hij wil een tussenvoorstel doen, namelijk de verordening,
zoals die er nu ligt, vast te stellen en de punten, die zojuist ter dis
cussie zijn geweest, uit te zoeken en uit te diepen om in de volgende
vergadering direct met een wijzigingsvoorstel te komen.
Het lid VAN DER GRAAF zegt in ieder geval wei te willen vragen te
voldoen aan het verzoek om de verordening apart vast te stellen. Het lijkt
hem voor wat dan ook geen probleem te zijn. Het is juister als men zelfs
alleen maar de intentie aan wil geven dat het algemeen geldend moet zijn
om het dan niet aan elkaar te koppelen. Het zou dan betekenen dat de raad
achtereenvolgens een besluit neemt om de verordening aan te nemen en om,
op grond van die aangenomen verordening, het subsidie vast te stellen.
De VOORZITTER merkt op dat de subsidievaststelling nu nog niet gebeurt.
Er wordt voorgesteld de verordening vast te stellen. De subsidievaststel—
ling komt straks als voorstel voor de begroting 1976. In het preadvies
is het bedrag vermeld om een indicatie te geven in welke orde van grootte
men moet denken.
Het lid PLEVIER leest in de laatste vier regels van het preadvies:
"Gelet op het vorenstaande stellen wij u voor over te gaan tot het ver
lenen van een tegemoetkoming in de kosten van de districtscatechese ten
behoeve van de in onze gemeente gevestigde basisscholen door vaststelling
van bijgaand ontwerp-besluit." Er wordt hier niet gezegd: "We geven zo
veel." Maar er wordt wel gezegd dat er een tegemoetkoming in de kosten
gegeven zal worden. Hij zou willen voorstellen de naam van de stichting
weg te laten en een algemeen geldende verordening te maken. Dit ter voor
koming dat eventueel andere instellingen, die op dezelfde gronden een te
gemoetkoming in de kosten vragen, onder andere regelingen zouden vallen.
Hij ziet dit gewoon als een praktische zaak. Men weet dat dit is beslo
ten en iedereen, die komt met een aanvrage om subsidie of een tegemoet
koming in de kosten, kan dit krijgen volgens de bestaande regeling. Wat
betreft artikel 3 merkt hij op,dat daarin staat indien en voor zoveel
de verplichting tot het volgen van godsdienstonderwijs een bindende voor
waarde is tot toelating van de school, enzovoorts. Dat voor zoveel, houdt
volgens hem in,dat dit bijvoorbeeld alleen kan zijn voor die leerlingen,
die diezelfue geloofsovertuiging hebben. Hij gelooft daarom dat het niet
noodzakelijk zou zijn om artikel 3 van deze verordening te veranderen.
Wat hij in eerste instantie heeft willen opmerken is dat hieruit gelezen
zou kunnen worden dat er scholen in Oudenbosch bestaan, die die verplich
ting formeel hebben. Dat die informeel niet gehanteerd wordt is duidelijk.
Hij is van mening dat als men iets zou gaan uitzoeken, dat niet zou moe
ten zijn of artikel 3 goed is dan wel of er scholen zijn, die formeel in
hun reglementen of statuten hebben staan dat iedere leerling verplicht
godsdienstonderwijs moet volgen. Want dat is dan inderdaad in strijd met
de wet.
Het lid N. VAN HOOF merkt op dat het best zo kan zijn dat ingevolge
de regeling, die bepaalde bijzondere scholen hebben, het door de heer van
der Graaf genoemde artikel van de Lageronderwijswet 1920 helemaal niet
daarop van toepassing is in de zin van artikel 3 van voorliggende veror
dening. Hij vraagt of deze mogelijkheid ook nog aanwezig is.
Het lid PLEVIER vindt artikel 3 van de ontwerp-verordening op zich
niet fout. Alleen zou men in zijn totaliteit, wat in wezen weinig met dit