T 4 uit het politiek midden behoort te worden benoemd. Uit praktische over wegingen komen wij uiteindelijk toch tot de konklusie, dat aan een burge meester uit C.D.A. kringen in dit geval de voorkeur dient te worden ge geven. Ik dank u wel. Het lid VAN DER GRAAF spreekt als volgt: "Mijnheer de voorzitter. De profielschets, die wij vandaag aan de Commissaris der Koningin aan~ bieden, lijkt het resultaat van een vrij grote eensgezindheid te zijn. Natuurlijk wensen wij allemaal het bekende schaap met vijf poten. Op twee punten lonen de meningen echter uiteen en dat zijn waarlijk niet de minst belangrijke punten. In de profielschets is opgenomen de zinsnede, waarin de wenselijkheid wordt uitgesproken een christen, en dan wel een roomskatholiek als burgemeester te krijgen. Ik vind die wens verklaar baar en begrijpelijk, maar ik acht het niet correct deze wens in de pro fielschets op te nemen. Ten eerste omdat in ons land -gelukkig- elke nederlander, ongeacht zijn geloofsovertuiging in elke landsbediening is toegelaten. De artikelen 5 en 183 van de grondwet laten hierover geen twijfel bestaan. Door nu expliciet te stellen dat men een r.k. burge meester verlangt, zegt men impliciet dat zij die dit geloof niet aan hangen, niet benoemd mogen worden. Naar mijn gevoel is dit tegen de geest van de genoemde bepalingen in de grondwet. Ten tweede. Omdat de raad dan op de schouders van de Commissaris der Koningin de taak legt een onder zoek te doen naar de ernst, inhoud en richting van iemands geloofsbele- ven. Wij mogen ook niet het risico lopen dat een bekwame kandidaat buiten spel wordt gezet op grond van zijn geloofsovertuiging. Mijnheer de voor zitter. Gisteren heeft het partijbestuur van de Katholieke Volks Partij -naar ik meen niet om mij aan een argument te helpen- de uitspraak ge daan: "Een politieke partij behoort geen eisen te stellen aan de per soonlijke geloofsovertuiging van zijn leden, of daaraan gevolgen te^ verbinden voor de inhoud van hun lidmaatschap". Einde citaat. Als die stelling niet geldig zou zijn t.a.v. de benoeming van burgerlijke ambts dragers, die hun aandacht gelijke'ijk dienen te richten naar alle gele dingen van de bevolking, dan breekt mijn klomp wederom. Een tweede punt van afwijken is het al dan niet noemen van een gewenste politieke kleur van de nieuwe burgemeester. Uit mijn voorkeur om geen wensen dienaan gaande in de profielschets op te nemen, mag men niet afleiden dat ik, als vertegenwoordiger van de Partij van de Arbeid, geen keus zou willen of kunnen doen. Maar omdat het mij voorkomt dat in een raad waarin slechts 3 van de 15 zetels worden bezet door vertegenwoordigers van politieke partijen, terwijl geen van de plaatselijke groeperingen ooit aan de kie zers heeft laten weten dat zij affiniteit hadden tot bepaalde politieke partijen, evenmin als zij die kiezers hebben laten weten dat zij zich verbonden weten aan een bepaalde geloofsrichting, omdat het mij dus voor komt dat wanneer een dergelijke raad zich in meerderheid toch uitspreekt voor een bepaalde politieke kleur en een bepaalde geloofsrichting sprake is van kiezersbedrog, 82^ van de uitgebrachte stemmen bij de raadsver kiezingen werden uitgebracht op de a-politieke plaatselijke groeperingen. Bijna de helft van deze kiezers stemde bij de statenverkiezingen daar voor op andere politieke partijen dan het C.D.A. Verwacht mag worden dat die laatstgenoemde kiezers -zoals gezegd bijna de helft van de op de

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1975 | | pagina 163