- 15 - in zienswijze ten aanzien van de taak van het gemeentebestuur. Ik wil daarom de woorden aanhalen van K.V.P.-staatssecretaris Grosheide bij de behandeling van de wijzigingen van de lageronderwijswet 1920 in de Tweede Kamer op 28 april 1964, in antwoord op vragen van de heer Engel- bertink "Omdat art. 19 aan elke gemeente de plicht oplegt te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs. Te lang reeds is aan deze plicht voor- bijgegaan en opnieuw blijven de mensen in de kou staan, want zij zullen op de realisering van hun verlangen nog langer moeten wachten dan strikt noodzakelijk is." Mijnheer de voorzitter, een beleid zoals wij wensen kost geld. Gemeenschapsgeld. Voor mij is een principiële keuze niet moeilijk. Ik ben van mening dat het een goede zaak is om, indien dit noodzakelijk wordt geacht, de bestedingen in de particuliere sfeer over te hevelen naar bestedingen in de collectieve sfeer. De onroerend-goed- belastingen geven de gemeente meer armslag in het voeren van een eigen beleid. Het is een goede gewoonte in mijn partij, om de wegen aan te geven om bepaalde verlangens te financieren. Daarover kent men mijn standpunt en ik mag daarom besluiten te verwijzen naar mijn weigering om de tarieven van de onroerend-goed-belasting te verlagen, anders dan in het kader van deze begrotingsbehandeling." Het lid RUBBENS zegt aangaande zijn beschouwingen in verband met de gemeentebegroting voor het jaar 1975 kort te willen zijn. Hij kan zich volledig verenigen met het gestelde in de verslagen, uitgebracht door de rapporteurs uit de afdelingen van de raad betreffende het onderzoek van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1975. Bedoelde rapporten waren zeer duidelijk. Hij merkt op dat de kwestie van de restitutie van een gedeelte van de gevormde reserve van het bejaardencentrum De Zelle- bergen een langlopende procedure is. Hij vraagt of hierover al iets con creets te vermelden is. Aangaande de verlaging van het tarief voor de heffing van de onroerend-goedbelastingen informeert hij wat de indivi duele mens in de gemeente aan onroerend-goedbelasting zal gaan betalen. Voorts verzoekt hij de raad in het begrotingsjaar 1975 aandacht te willen besteden aan de verbetering van de zogenaamde buitenwegen. Het lid VAN ELZAKKER zegt dat het hem, met het oog op het steeds slechter worden van de werkgelegenheid, gewenst voor komt dat met de plannen voor het realiseren van de sporthal, de verbetering van de bibliotheek en het verschaffen van een betere ruimte voor de bejaarden en gepensioneerden meer spoed betracht wordt. In de jeugd- en sportraad dienen de plaatselijke activiteiten zo veel mogelijk te worden gestimu leerd en hiervoor gelden beschikbaar gesteld, zodat op basis van 50?'ó-50$ gesubsidieerd kan worden. Een bloeiend verenigingsleven is van onschat bare waarde voor de verdere vorming, vooral van de jeugd. Een goed ge richte begeleiding is noodzakelijk, zo mogelijk met een full-time-kracht Dit ook als onderdeel van de werkgelegenheid. Hij spreekt gaarne het ver trouwen uit in het beleid van burgemeester en wethouders, maar is pas dan tevreden als zijn wensen de nodige aandacht krijgen. Dit geldt met name ook voor de verkeersveiligheid in de bebouwde kom. Het lid KESSEL stelt het volgende: "Mijnheer de voorzitter, Onder uitdrukkelijke vermelding dat de aanbieding van de gemeentebegro ting 1975 en met name de nota van aanbieding alsmede de overzichtelijke opstelling van het investeringsprogram, dat ons bijzonder aanspreekt,

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1974 | | pagina 146