weinig daders naar voren komen, maar willen daar tevens aan vastkoppelen, dat de meeste inwoners er ook geen besef van hebben, dat men met hun be lastinggeld, de zaak aan het vernielen is. Als men de bevolking eens duidelijk maakt, dat men tegen hun belastinggeld aan het trappen is, zul len er wel meer daders naar voren komen. Betreffende het investeringspro gramma spreken wij de hoop uit, dat het volgens het programma afgewerkt kan worden en dat deze binnen het geraamde bedrag uitgevoerd kunnen worden. Het programma geeft weer belangrijke zaken aan, en zal hopelijk een stuk werkgelegenheid bieden. Tot slot mogen wij hopen, dat 1975 een vruchtbare beleidsperiode mag brengen, die ieder tot tevredenheid mag stellen." Het lid VAN DER GRAAF houdt de navolgende beschouwing: "Mijnheer de voorzitter, In september werd de raad van Oudenbosch voor het eerst uitgebreid met een politieke afvaardiging. Het werd niet algemeen toegejuicht. Integen deel zelfs! Veelal werd gesteld, dat daar Oudenbosch nog niet aan toe was en wellicht nog lang niet aan toe zou komen. Geen compliment overi gens! Misschien wordt de afwijsing nog het best getypeerd met de vraag, die iemand mij stelde tijdens de zgn. lijsttrekkersbijeenkomst in het Gemeenschapshuis voor de verkiezingen: "Jij komt die boeren zeker leren hoe het moet?" De gemeentegids van augustus 1974 schrijft (ik citeer): "Met het gezonde boerenverstand, dat het raadslid decennia lang als be langrijkste eigenschap is toegerekend, komt hij er niet meer". Ofschoon dus deze uitspraak zoals gezegd - niet van mij is, wil ik er hier wel de kanttekening bijmaken, dat ik niets heb tegen het gezonde boerenverstand. Het is beter bruikbaar dan burgersmans-onverstand. Maar de stelling blijft intussen staan. Wil het raadslid zijn taak kunnen vervullen - en dat is geen geringe taak dan moet hij goed toegerust zijn tot die taak en die toerusting is in deze turbulente maatschappij niet meer die van het "gezonde boerenverstand". Alles is immers in beweging, maatschappijvormen staan ter discussie. Pak maar een paar dwarsstraten als de vér-gaande ver nieuwing en integratie van het kleuter- en basisonderwijs, een geheel nieuw huur- en subsidiebeleid, de steeds groter wordende problemen van milieu en de verontreiniging van het oppervlaktewater, de gewestvorming enz. Allemaal zaken waar een gemeente bij betrokken is. Dan mag het duide lijk zijn, dat enige politieke achtergrond wel op zijn plaats is. Ik be vind mij met deze stelling trouwens in goed gezelschap. De Commissie Merkx zei in zijn aanbeveling onomwonden, dat politieke feeling, naast bestuursbekwaamheid en deskundigheid, een noodzakelijke eigenschap voor het raadslid is. Nu zijn er echter mensen, waaronder ook raadsleden, die mij tegenwerpen, dat men de discussies in de raad van een kleine gemeente niet in het politieke vlak behoeft te trekken. Het vaststellen van een beleid, het bijsturen daarvan, het doen van keuzen en het stellen van prioriteiten is het bedrijven van politiek, om het even of men politiek al dan niet een vies woord vindt. Ik kom hier mede op de taak van de raad en ik kan het mij gemakkelijk maken door ook hier weer terug te grijpen op de aanbevelingen en conclusies van de Commissie Merkx dienaan gaande: "De raad is de democratisch gekozen en representatief samenge stelde vertegenwoordiging van de bevolking. Het bestuur van de gemeente moet daarom bij de raad berusten. De raad moet de beslissingen nemen die van wezenlijk belang zijn voor het welzijn van de gemeente. Daarbij zal

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1974 | | pagina 141