- 6 -
maal acht uur in werking kunnen zijn. Dit aanbod wordt zeker verwacht,
uitgaande van de gemeenten, die reeds tot toetreding hebben besloten en
rekening houdende met gemeenten buiten de regio, die hebben verzocht
van de installatie ook gebruik te mogen maken. De vuilaanvoer zal na
melijk hoger zijn dan de destijds naar raming verkregen cijfers. Al
leen in Roosendaal bestond namelijk het systeem van constante weging.
De geraamde hoeveelheden zijn nu zeker hoger. Ook het aanbod van be
drijven zal groter zijn dan aanvankelijk verwacht.
Het lid VAN HOOF zegt in een verslag ook te hebben gelezen dat in
een of ander rapport had moeten staan dat bij een aanbod van minimaal
30.000 ton vuil per jaar deze vuilverwerking ook rendabel was. Hij twij
felt toch aan de financiëel-economische haalbaarheid van deze zaak.
Voor de gemeente Oudenbosch ziet hij echter ook geen alternatieve mo
gelijkheden.
Het lid MEIJERS merkt op dat het rapport van de directeur van het
bedrijf gemeentewerken van de gemeente Roosendaal de technische kant
van deze zaak betreft. Hij zou de financiële zijde van deze materie wil
len bekijken en de vraag stellen: "Wat gaat deze vuilverwerking ons
kosten?" Dit is belangrijk. Ook hij ziet voor de gemeente Oudenbosch
geen alternatief in deze.
De VOORZITTER antwoordt dat gemeenten als Standdaarbuiten, Wil
lemstad en Fijnaart in het zelfde bootje als Oudenbosch zitten, wat de
ze kwestie betreft. Deze gemeenten hebben ook geen stortmogelijkheden
op ihun grondgebied. Het is duidelijk dat door het niet-meedoen van de
gemeenten Steenbergen, Wouw en Rucphen het voor de andere gemeenten
niet gemakkelijker geworden is.
Het lid VAN ROOIJEN is van mening dat door de eisen, die de pro
vincie stelt, het te verwachten is, dat de gemeenten, die nu niet mee
doen, op korte tijd wel verplicht zullen zijn tot deze gemeenschappe
lijke regeling toe te treden, temeer daar die gemeenten spoedig ook
geen alternatieve mogelijkheden meer zullen hebben. Hij ziet dit alles
niet zo somber in.
Het lid KEIJ sluit zich bij de woorden van het lid van Rooijen
aan. Ook hij is van mening dat het niet-meedoen van genoemde drie ge
meenten maar van tijdelijke aard is. De stortplaatsen moeten aan be
paalde eisen voldoen; hooggelegen grond, met goede zandbasis en lage
waterstanden. Deze stortplaatsen zijn op het grondgebied van de gemeen
ten, buiten dat van Steenbergen, Wouw en Rucphen, niet aan te wijzen.
Het vuil mag niet met het grondwater in aanraking komen. De gemeente
Steenbergen wil de mooie plassen op haar grondgebied met vuil dicht
gooien.
Het lid MEIJERS vindt dat men nu, wat de financiële kant van deze
zaak betreft, volledig in de mist loopt. Financiëel kan toetreding
tot deze gemeenschappelijke regeling de gemeente wel tienduizenden
guldens tegenvallen.
De VOORZITTER merkt op dat er geen alternatief is in deze. Het
W.E.B.-rapport adviseerde destijds al om in de regio Roosendaal tot
vuilverbranding over te gaan.
Het lid VAN HOOF vindt het betreurenswaardig dat van de zijde van
de provinciale en landelijke overheid geen bindende regels wordt ge
steld om alle regio-gemeenten tot deze regeling toe te laten treden.
Hij vraagt of dit niet onder de aandacht van het provinciaal bestuur