4 -
Het lid VAN ROOIJEN zegt zich de suggestie, gedaan door het lid
van Hoof te kunnen indenken. De aankoop van gronden is vaak iets van
tijdelijke aard. Het verrichten van taxaties in verband met een meer be
trokkenheid van de man wordt in grotere geiaeenten wel gedaan. De persoon,
die deze taxaties eventueel verricht, moet dit eigenlijk dagelijks doen
teneinde met het handelsverkeer op de hoogte te blijven. Voor de gemeente
Oudenbosch vindt hij dit een moeilijk iets.
De VOORZITTER antwoordt dat er in het verleden wel taxaties zijn ver
richt door de directeur van het bedrijf gemeentewerken. Met de taxaties
voor grondaankopen in bedoeld bestemmingsplan heeft de eigen dienst zich
echter niet bezig gehouden. De suggestie, gedaan door het lid van Hoof,
kan in de toekomst evenwel bekeken worden.
Het lid VAN HOOF zegt gesteld te hebben dat bij eventuele uitbreiding
van personeel van de dienst gemeentewerken, mogelijk uitgekeken kan worden
naar een persoon, die de kwaliteiten voor het verrichten van taxaties in
zich heeft en eventueel voorkomende taxaties naast zijn ander werk er bij
kan doen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
10. Voorstel tot 7e wijziging van het Algemeen Ambtenarenreglement.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor de koffie-pauze
Na opheffing van de schorsing stelt de VOORZITTER aan de orde:
11Voorstel inzake keuze van de heffingsgrondslag: waarnaar de onroerend-
goedbelastingen zullen worden geheven.
Het lid VAN HOOF merkt op dat het er bij het thans aan de orde zijnde
voorstel om gaat welke grondslag voor de gemeente Oudenbosch gekozen moet
worden in verband met de invoering van de nieuwe onroerend-goedbelastingen
Bij de bestudering van de stukken en het informatiemateriaal, wat de raads
leden is toegezonden, heeft hij steeds gezocht of er bij de keuzemogelijk
heden een grondslag was, waarbij het mogelijk is een differentiatie aan te
brengen, zodanig dat er bij de heffing van de nieuwe belasting gesproken
zou kunnen worden van een heffing naar draagkracht. Maar noch bij de grond
slag economische waarde, noch bij de grondslag naar oppervlakte en noch bij
de grondslag gekapitaliseerde huurwaarde, springen deze mogelijkheden naar
voren. Was er bij de gaan vervallende personele belasting de factor waarde
meubilair, welke nog enigszins de draagkracht zou kunnen weergeven; thans
bij invoering van de onroerend-goedbelastingen vervalt, zoals reeds eerder
gezegd, naar zijn mening elke mogelijkheid om naar draagkracht belasting
te heffen. Wellicht is dit ook niet de bedoeling van de onroerend-goed
belastingen. ^en zou kunnen stellen dat andere rijksbelastingen, zoals
loonbelasting, inkomstenbelasting, vermogensbelasting en dergelijke dienen
om naar draagkracht te belasten. Toch zou het naar zijn mening mogelijk
moeten zijn dat bij de belastingheffing van de burgers, zoals thans aan de
orde, door middel van de onroerend-goedbelastingen, bij het samenstellen
van de verordening, die dit alles gaat regelen, zodanige maatstaven in
gebouwd worden dat zoveel als mogelijk, de heffing naar draagkracht mogelijk
wordt. Hij dacht dat er bij de thans voorgestelde grondslag naar economische
waarde een aantal mogelijkheden waren waarop deze economische waarde bepaald
gaat worden. Wellicht is door verdere studie en adviezen van deskundigen een
mogelijkheid te vinden om tot een zo rechtvaardig mogelijke heffing te
komen. Verder zou hij het college van burgemeester en wethouders er op wil
len wijzen in de verordening de bepaling op te nemen dat jaarlijks de
belastinghoogte kan worden geregeld.