- 2 -
Beantwoording vragen raad--vergadering 15-10-70 en 19-11-70.
Het lid VAN ROOIJM informeerde op 15-10-70 naar de mogelijkheid tot het
bijwonen door belangstellenden van de vergaderingen van de raadscommissies,
met uitzondering van de vergaderingen van het college voor de verlening van
bijstand.
Door de afdeling algemene zaken van de secretarie is onder dagtekening
van 25-11-1970 een antwoord geformuleerd waar het college van burgemeester en
wethouders het volledig mee eens is. Dit antwoordt luidt:
"De vraag in de raad van de heer van Rooijen steunt uiteraard op het ver
langen naar grotere binding tussen bestuurders en bestuurden. Openheid en in
spraak zijn begrippen, welke zich sterk opdringen. De burger wil in de keuken
van dg^ovegheidshuishouding kijken. Hij verzet zich er tegen wanneer er zon
der hemGwor§? besloten, wanneer zonder hem tegen hem maatregelen worden ge
troffen, wanneer er buiten hem om voorzieningen komen, waar hij anders over
denkt. De eenzijdige zich op gezag beroepende uitoefening van bestuur is niet
meer van deze tijd en dit geldt in sterke mate voor rijk, provincie en gemeen
te. Een gemeentebestuur kan hieraan niet voorbij gaan.
De vraag blijft echter hoe op de beste wijze een verantwoorde openheid van
bestuur is te realiseren. Een tweede vraag is of de belangstelling in feite
wel zo groot is als vaak wordt verondersteld. Een tentoonstelling stedebouw
dag trok toch niet meer bezoekers dan die van de toevallige kerkganger. Wij
menen dat er in het huidige stadium voldoende wordt gedaan als men:
1e.bepaalde belangrijke algemene zaken, meestal gelegen op het terrein van de
stedebouwkundige ontwikkeling, tijdig in de openheid ter discussie stelt;
(een zuivere opinietest dus)
2e.zaken van meer beperkte omvang ofwel met een speciaal karakter tijdig ter
discussie stelt in de belangengroepen (zoals b.v. verkeer en middenstand)door
samenstelling van een speciale adviescommissie;
3e.voorstellen van burgemeester en wethouders aan de raad zo breed mogelijk
verspreiding geven;
4e.in een zo vroeg mogelijk stadium ruim gebruik maken van de publiciteits
media (in dit verband toestaan dat leden van het college afzonderlijk, de
gemeentesecretaris en hogere ambtenaren voor het verstrekken van inlichtin
gen nan de pers een eigen verantwoordelijkheid mogen en kunnen nemen. Op
sommige ambtenaren drukt nog de last van een in 1950 afgelegde speciale
ambtseed, op grond waarvan het verboden is aan derden inlichtingen te ver
strekken over gemeentelijke zaken, waarvan men alleen ambtshalve kennis
kan dragen)
Als hieraan kan worden voldaan menen wij dat het openbaar maken van com
missievergaderingen nil nog niet nodig is. Hieraan zitten vrat openheid be
treft uiteraard grote voordelen, maar ieder die zich in het vraagstuk ver
diept, zal toe moeten geven, dat er uit een oogpunt van doelmatigheid van be
stuur en ter bescherming van de privésfeer van de burger ook vele bezwaren
aan kleven. Bovendien menen wij te mogen wijzen op de moeilijkheid van de
praktische uitvoerbaarheid. Welke zaken wel Welke zaken niet Beginnen met
de vergaderingen openbaar te stellen en dan voor het onvermijdelijke feit komen
te staan, dat men zich op bepaalde momenten in beslotenheid moet terugtrekken
ofwel zich niet uit, omdat het openbaar is, heeft een averechtse uitwerking
en roept bij de toehoorders of twijfel of achterdocht op. In een commissie
vergadering moet rustig eens iets kunnen worden gezegd, v;at niet voor de openbaar
heid is bestemd. Dit kan verhelderend werken voor de beleidsvoering. Voorts
menen wij dat de behuizing in het gemeentehuis zich nu nog niet voor openbare
commissievergaderingen leent. De ruimte is zo klein, dat er bij enige belangstel
ling geen onderscheid meer zou zijn tussen de commissieleden en de toehoorders