- 4 -
Het lid BRAAT is van mening dat de andere partij contact over deze
kwestie had moeten zoeken met het gemeentebestuur. In het .preadvies
staat vermeld dat bij de woningen behorende tot klasse F van het
bestemmingsplan, ingevolge de bebouwingsvoorschriften van dit plan,
wel aanbouwen mogen worden opgericht. Bij de woningen, behorende tot
klasse E mag dit niet. In de Dr. Schaepmanstraat mocht de fa. van
Beek wel een klein bedrijf oprichten. De heer Soethoudt mag dit nu niet,
omdat de grond de bestemming van "tuin en erf" heeft. Ook hij stelt
voor dit raadsvoorstel aan te houden. Wanneer de afspraken van vroeger
juist zijn dan zouden deze toch wel gehonoreerd mogen worden. De bestem
mingen van klasse E en F vindt hij twijfelachtig. In de directe
omgeving ter plaatse wordt volgens hem ook niet volgens de letter van
de wet gehandeld. Op grond hiervan zou hij dit voorstel willen aan
houden.
De VOORZITTER antwoordt dat deze kwestie nog eens door de leden
van de commissie voor openbare werken bekeken kan worden. Het college
van burgemeester en wethouders is bereid met de heer Soethoudt over deze
zaalf overleg te plegen. Hij stelt hierop voor het voorstel aan te houden.
Daar alle raadsleden zich hiermede kunnen verenigen wordt zonder hoofdelijke
stemming besloten dit voorstel aan te houden.
9. Rondvraag.
Het lid van HOOF heeft een opmerking over de behandeling van de
begroting 1971. De commissievergadering zal gehouden worden op 18 december
a.s. terwijl de behandeling van de begroting door de raad is bepaald op
28 december 1970. Gezien de korte tijd, dat men de begroting in huis
heeft, zou hij willen voorstellen de commissievergadering en de openbare
vergadering naar een later tijdstip te verschuiven.
De VOORZITTER antwoordt dat de begroting 1971 v<5<5r 1 januari a.s.
op de provinciale griffie moet zijn. Hij zegt dat toch goed was afgesproken
wanneer de behandeling van de begroting zou plaatsvinden. Het college
van burgemeester en wethouders moet na de commissievergadering nog
gelegenheid hebben om op eventueel gestelde vragen antwoord te geven.
Het lid BEAAT merkt op dat,wanneer men de brief van dè B.B.A., die
bij de ingekomen stukken ter inzage heeft gelegen, leest zich afvraagt
wat er nu aan de stopplaatsen van de autobussen op de provinciale
weg Oudenbosch- Hoeven gedaan gaat worden. Er ontstaan op deze weg
levensgevaarlijke situaties. De directie van de BtB.A. geeft dit ook
toe. Hij informeert wie nu het initiatief moet nemen om op deze weg
voorzieningen te treffen.
De VOORZITTER antwoordt dat dit initiatief moet uitgaan van de Provincie,
omdat het hier een provinciale weg betreft. De directie van de B.B.A.
doet, wat de stopplaatsen betreft, hetgeen op deze weg is toegestaan.
Het betreft hier zuiver een zaak voor de wegbeheerder, dè provincie dus.
Het lid BRAAT heeft nog een bemerking aangaande de gehouden regio-raden
dag. Persoonlijk is hij zeer teleurgesteld over de lauwe en ongeïnspireer
de manie*, waarop deze radendag uit de verf is gekomen. Volgens hem komt
deze bijeenkomst neer op het jaarlijks opvoeren van een verplicht nummer.
Mét deze opmerking wil hij nie& alle mensen van de regio treffen. Deze bijeen
komsten worden, volgens hem, een lauwe en ongeïnspireerde zaak.