-8-
bemoeienis met het ambulance-vervoer. Hij is het volledig met de woor
den van het lid Braat eens. Men moet niet zeggen dat er voor deze korte
tijd geen goede regeling getroffen zou moeten worden, want ook in die
korte tijd kan er iets ernstigs gebeuren. Het belangrijkste is wel dat
permanent iemand beschikbaar dient te zijn.
De VOORZITTER antwoordt dat men ook nog zou kunnen zeggen dat er
speciaal iemand constant beschikbaar zou moeten zijn. In dit kleine
verzorgingsgebied is dit echter niet te realiseren. Hij dacht dat de
voorgestelde regeling redelijk was. Op deze manier is de verantwoorde
lijkheid, die de gemeente draagt, goed. Hij is de mening toegedaan dat
de gemeente het op de voorgestelde manier goed doet.
Het lid van ELZAKKER dacht dat, wanneer het geval zich voor doet dat
er een man uitvalt, de firma van Blerck-Ilelissen dan een andere persoon
moet inzetten of dat men anders terugvalt op de gemeente Roosendaal.
Het lid BROUWERS is van mening dat, wanneer in het preadvies niet
over overmacht gesproken was, deze kwestie niet ter sprake zou zijn
gekomen. Het gaat bij hem niet om het toe te kennen bedrag. Wanneer
de ambulance-auto naar een ongeval is uitgereden dan is er, volgens
hem, bij een melding van nog een ongeval, sprake van overmacht.
De VOORZITTER zegt dat men de zaken niet mooier voor heeft willen
stellen dan zij waren. De firma van Blerck-Melissen neemt de verantwoor
ding voor deze wagen op zich. Voor de korte tijd en het kleine verzor-r
gingsgebied is het praktisch niet te doen deze kwestie in de perfectie
te regelen.
Het lid DEN BOER vraagt of er de afgelopen 10 of 15 jaar klachten
over het ambulance-vervoer zijn geweest.
De VOORZITTER antwoordt dat bij zijn weten hierover nooit klachten
zijn geweest.
Het lid ACHTERBERG merkt op dat de firma van Blerck-I-Ielissen zorgt
voor de chauffeursdiensten, onder uitdrukkelijke voorwaarde dat perma
nent iemand beschikbaar dient te zijn; overmacht daar gelaten. Hij
vraagt of dit geïnterpreteerd moet worden dat van de 4 personen altijd
1 man beschikbaar moet zijn.
De VOORZITTER antwoordt dat inderdaad steeds één van de vier personen
beschikbaar moet zijn.
Het lid ACHTERBERG merkt op dat van overmacht dan pas sprake is wanneer
alle vier deze personen ziek zouden zijn, maar niet wanneer één persoon
van deze vier ziek is.
De VOORZITTER stelt voor dit punt verder in besloten vergadering te
behandelen.
Alle leden kunnen zich hiermede verenigen, weshalve wordt besloten
genoemd punt verder in besloten vergadering te behandelen.
Na heropening van de openbare vergadering stelt de VOORZITTER het
voorstel van burgemeester en wethouders andermaal aan de orde.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.