-13- Het lid DEKKERS dankt de leden van de sportraad en het college van burgemeester en wethouders voor het feit dat deze kwestie op deze manier tot volle tevredenheid is opgelost. Ook zit aan deze zaak nog een ander facet, namelijk dat er geen controle meer nodig is. Het lid de HAAS merkt op dat hij in de vergadering van 17 april j.l. niets over deze kwestie heeft willen zeggen. Hij betuigt zijn erkentelijk heid aan de sportraad voor het helpen oplossen van dezè kwestie en hoopt dat het werk van de sportraad in de toekomst steeds vruchtbaar zal blijken. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen. 24. Rondvraag. Het lid BRAAT zegt bij de ingekomen stukken een schrijven gezien te hebben van de heer Carpay, betreffende de heffing van precariorechten op in- en opritten. Ook hij heeft destijds medegewerkt aan het besluit tot wijziging van de precariorechtenverordening. IJanneer hij de brief van de heer Carpay, die gekend is als een wijs en reëel man, leest, dan stijgt het schaamrood hem naar de wangen. Hij vraagt of burgemeester en wethouders wil len overwegen het destijds genomen raadsbesluit nog eens te bekijken. inzake deze kwestie voor 1962 De VOORZITTER antwoordt dat ge en weg meer terug is. Over de aanslagen precariorecht zijn al meer bezwaarschriften gekomen, doch deze brief was officieel aan de gemeenteraad gericht. Het destijds genomen wijzigingsbesluit op de precariorechtenverordening was min of meer een ver twijfelde poging om aan geld voor de gemeente te komen. Hij zegt toe dat bekeken zal worden of dit onderdeel van de verordening weer ongedaan kan worden gemaakt. Het lid BRAAT heeft nog een opmerking aangaande de toestand van de wegen ter plaatse van de beide overwegen tijdens de reconstructie van de overweg Bosschendijk. Het verbaast hem dat vooral bij de overweg aan de Lollestraat geen ongelukken gebeurd zijn. Hij vraagt of er geen mogelijkheden geweest zijn om eens extra aandacht aan deze kwestie te besteden. De VOORZITTER antwoordt dat dit een zaak van de Nederlandse Spoorwegen was. V/at betreft de situaties, die bij de beide oven-regen ontstonden, is hij het volkomen met het lid Braat eens. Het lid BRAAT zegt dat ter hoogte van de Prof. Ilulderslaan op de Bosschendijk een aanduidingsbord was geplaatst, aangevende dat het verkeer werd omgeleid. Dit aanduidingsbord was, volgens hem, te laat geplaatst, zodat door weggebruikers te laat gezien werd dat het verkeer werd omgeleid. De VOORZITTER zegt dat deze situatie nog maar even zal duren, daar dan het werk aan de overweg beëindigd is. Het lid ACHTERBERG zegt bij de ingekomen stukken een overzicht aan getroffen te hebben, van de gehouden verkeerstelling in deze gemeente. Deze verkeerstelling is gehouden op een dinsdag, zaterdag en zondag. Hij concludeert dat, wanneer de uitkomsten van deze telling gehouden op zaterdag en zondag, representatief voor de gemeente moeten zijn, in deze kwestie een zwaar gat moet worden gezien. De VOORZITTER antwoordt dat bedoelde telling gehouden is vóór de ver keerstelling, gehouden door de scholieren. Deze laatste telling is wel re presentatief voor de gemeente.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1969 | | pagina 65