met het lid van Gedeputeerde Staten de heer van den Eerenbeemt, Laatstgenoem
de heeft medegedeeld dat deze kwestie in orde zal komen.
Het lid de HAAS heeft in het parochieblad een artikeltje gelezen over
het storten van huisvuil. Het komt er op neer dat iedereen in het bezit van
een vuilnisemmer dient te zijn. Hij vraagt of hieraan ook de hand wordt ge
houden.
De VOORZITTER antwoordt dat het een ieder vrijstaat om in een eigen
vuilnisemmer het huisvuil naar de sortplaats in Hoeven te brengen. Niemand
mag zich echter in de gemeente van vuilnis ontdoen dan door middel van de
vuilnisophaaldienst
Het lid de VETH zegt dat de gebruikers van op- of inritten een dezer
dagen een aanslag precariorechten hebben ontvangen ten bedrage van 5»
Hij vraagt of de gebruikers van op- of inritten, gelegen langs provinciale
wegen, ook dit precariorecht moeten betalen. Met name noemt hij hier de
provinciale weg van Oudenbosch naar Oud Gastel en de Bosschendijk.
De VOORZITTER antwoordt dat de gebruikers van op- of inritten, gelegen
aan de Bosschendijk wel precariorecht verschuldigd zijn, daar deze op- en
uitritten onmiddellijk aan de openbare gemeentegrond zijn gelegen.
Het lid de VETH zegt dat hem door enige bewoners van de Burg. Teijssen-
straat is gevraagd of het mogelijk is om enkele garages te bouwen op de hoek
van de percelen Burg. Teijssenstraat 43 en 45 (C.Onrust en K.Verschuren
De VOORZITTER zegt toe dat dit verzoek doorgegeven zal worden aan de
Woningstichting St.Bernardus.
Het lid de VETH zegt gelezen te hebben dat verschillende personen via
de Algemene Bijstandswet 60,kolengeld uitbetaald kunnen krijgen. Hier
bij wordt uitgegaan van een wekelijks inkomen van 112,voor twee per
sonen. Hij zag graag dat deze uitkering ook voor de afgelopen maanden november
en december werd toegepast. Voor een uitkering aan de hiervoor in aanmerking
komende personen zou de berekening van de inkomsten over genoemde maanden
moeten worden toegepast, terwijl ook de A.O.W.-trekkenden van deze regeling
moeten kunnen genieten met toepassing van de norm van v<5<5r 1 januari 1969.
De VOORZITTER zegt toe dat deze opmerking doorgegeven zal worden aan
de commissie voor de verlening van bijstand.
Het lid de VETH vraagt nogmaals aandacht voor de vergoeding van het
personeel van de vrijwillige brandweer. Het brandweerpersoneel ontvangt bij
brandbestrijding een vergoeding van ƒ5,per uur. Hij vraagt of deze ver
goeding verhoogd kan worden, te meer daar andere gemeenten een vergoeding
van 9,10»per uur toekennen.
De VOORZITTER zegt toe dat deze vraag bekeken zal worden.
Het lid de VETH vraagt of het mogelijk is dat de gemeente de reiskosten,
welke door het brandweerpersoneel voor het volgen van cursussen en lessen wor
den gemaakt, in het vervolg voor haar rekening neemt. Tot op heden werd dit,
volgens hem, niet gedaan.
De VOORZITTER zegt toe dat deze vraag bekeken zal worden.
Het lid de VETH vraagt nogmaals aandacht voor de huisvesting van het
brandweerpersoneel. In het brandweerlokaal is geen douche aanwezig, terwijl
ook privé-kastjes t.b.v. de leden van de brandweer ontbreken. Hij vraagt of